This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
10 Minuten still lesen oder lernen:
Kies uit (wähle aus)
- teksten op tafel
- teksten uit het boek Kapitel 1 en 2 (D en H)
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Omgaan met elkaar in de les/klas
Slide 2 - Slide
Lernziel: (leerdoel)
Ik ken de toetsstof voor taaltoets 1:
Gelernt:
Kapitel 1 und 2:
Lernliste Niederländisch-Deutsch
Lernliste Deutsch-Niederländisch
Grammatik K 1: Präteritum (verleden tijd) haben und sein
Grammatik Kapitel 2: Het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp en de voorzetsels.
Slide 3 - Slide
Programm: wählen (kiezen)
Uitleg +oefenen persoonlijke voornaamwoorden als meewerkend voorwerp en de voorzetsels
Grammatica oefening Kapitel 1 (op papier)
Spiel Wortschatz K1 Umgebung
Sudoku's Wortschatz K2 Gesundheit
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Voorbeelden
Ich gebe dir das Buch. dir = meewerkend voorwerp = 3de naamval
Gehst du mit mir ins Kino? mir = derde naamval na voorzetsel 'mit'
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Slide 9 - Video
5 Sie hat eine neue Uhr von … bekommen. (hem)
A
mir
B
dir
C
ihr
D
ihm
Slide 10 - Quiz
4 Johanna kommt … Hannover. (uit)
A
aus
B
nach
C
seit
D
von
Slide 11 - Quiz
3 Hat er sich bei … gemeldet? (jullie)
A
euch
B
uns
C
ihm
D
mir
Slide 12 - Quiz
1 Kommst du heute Abend zu …? (mij)
A
dir
B
euch
C
mir
D
uns
Slide 13 - Quiz
2 Er kommt … dem Training nach Hause. (na)
A
zu
B
nach
C
mit
D
bei
Slide 14 - Quiz
6 Ich möchte gern … euch verreisen. (met)
A
bei
B
mit
C
zu
D
nach
Slide 15 - Quiz
7 Kann der Arzt mal nach … schauen? (hem)
A
ihr
B
ihm
C
dir
D
mir
Slide 16 - Quiz
Spiel Wortschatz
Leg de kaartjes op een stapel met de tekening naar boven. Neem een kaartje van de stapel en noem op wat het in het Duits is. Klopt het? Dan is dat kaartje van jou. Degene met de meeste kaartjes heeft gewonnen.
Slide 17 - Slide
Los de sudoku op
1 Op elke horizontale lijn komen de aangegeven vier woorden één keer voor.
2 Op elke verticale lijn komen de aangegeven vier woorden één keer voor.
3 In elk rooster (2X2) komen de aangegeven vier worden één keer voor.