les 14

Nakijken les 13

Lesdoel

Theorie

Zelf aan de slag!

Woorden les 14

Huiswerk en planning

Pluspunten en Kluspunten
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nakijken les 13

Lesdoel

Theorie

Zelf aan de slag!

Woorden les 14

Huiswerk en planning

Pluspunten en Kluspunten

Slide 1 - Slide

Nakijken les 13, opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 11 en 12

Slide 2 - Slide

Vul aan: een zelfstandig naamwoord is de naam van een: ... , ..., of .....

Slide 3 - Open question

De, het en 'een' noemen we: ......

Slide 4 - Open question

Wat is het verkleinwoord van: 'het nieuws'

Slide 5 - Open question

Het is een robuuste tas: hij gaat niet snel kapot!
Wat betekent 'robuust'?
A
Gemaakt van rubber
B
Dure
C
Goedkope
D
Krachtige en stevige

Slide 6 - Quiz

Het is een traditioneel Indonesisch gerecht. Zijn oma maakt het lekker klaar! Wat betekent 'traditioneel'?
A
Erg lekker
B
Volgens een receptenboek
C
Volgens oude gewoonten
D
Erg pittig

Slide 7 - Quiz

LES 14 
Lesdoel
Ik leer wat bijvoeglijke naamwoorden zijn en hoe ik ze schrijf.
Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Andere voorbeelden

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Belangrijk
Vergeet niet de -n bij stoffen en materialen!

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Zelf aan de slag
Wat?
Werk aan les 14. Maak vraag 1 t/m 10 op blz. 32 en 33
Hoe?
Lees de uitleg op blz. 32.
Klaar?
Stillezen
Tijd?
30 minuten
Dan:
Kort bespreken wat er gemaakt is. Zijn er vragen? Ben je moeilijkheden tegengekomen?

Slide 19 - Slide

robuust - krachtig en stevig


de bagagedrager - een rek achter op een fiets


traditioneel - volgens oude gewoonten


de cabriolet - auto waarvan het dak kan worden neergeklapt


de activiteit - iets waarmee je bezig bent


naburig - in de buurt ergens van
Woorden
les 14

Slide 20 - Slide

- Ik weet wat bijvoeglijke naamwoorden zijn. (R)

- Ik kan bijvoeglijke naamwoorden herkennen
in een zin. (T1)

- Ik kan de juiste vorm van een bijvoeglijk naamwoord invullen in een zin. (T2)

- Ik kan zelf zinnen maken waarin ik bijvoeglijke naamwoorden op de goede manier schrijf. (I)
Doel bereikt?

Slide 21 - Slide

Huiswerk + plannen
Schrijf je huiswerk in je Agenda
Blz 33: vraag 6 t/m 10. 




Slide 22 - Slide

Pluspunten & kluspunten?

Voor jezelf
Voor de klas
Voor de docent

Slide 23 - Slide