Nieuw Nederlands spelling zwakke werkwoorden

Spelling zwakke werkwoorden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling zwakke werkwoorden

Slide 1 - Slide

Hij...................(kuchen) gisteren door de rook.
A
kuch
B
kuchtte
C
kuchte
D
gekucht

Slide 2 - Quiz

Wij ........................... (proeven) een stukje van de heerlijke taart.
A
proef
B
proefden
C
proeften
D
proefdden

Slide 3 - Quiz

Vorige week .......................(spelen) Janet nog met Saartje.
A
speelde
B
speelden
C
spelden
D
speeldde

Slide 4 - Quiz

Hij .........................(acteren) in mijn lievelingsfilm
A
acteerdde
B
acteerden
C
acteerte
D
acteerde

Slide 5 - Quiz

Ik ................... (grijnzen) toen ik hoorde dat ik gewonnen had.
A
grijnste
B
grijnstte
C
grijnsde
D
grijnsdde

Slide 6 - Quiz

Mijn broer..................(bloeden) vorige week toen hij buiten gespeeld had.
A
bloede
B
bloete
C
bloette
D
bloedde

Slide 7 - Quiz

Mijn grootouders ............(luchten) vroeger iedere dag.
A
luchtten
B
luchten
C
luchden
D
luchdden

Slide 8 - Quiz

Samen de startopdracht maken

Slide 9 - Slide

't ex-fokschaap

Staat de laatste letter voor de uitgang van het werkwoord - en in het 't ex-fokschaap, dan schrijf je -te(n).

Anders schrijf je -de(n).

Slide 10 - Slide

Opdracht 1


acteren                           acteerde                        acteerden

beslissen                       besliste                          beslisten

bloeden                          bloedden                       bloedden

grijnzen                          grijnsde                           grijnsden

Slide 11 - Slide

Opdracht 1 nakijken

groeien                       groeide                         groeiden

haasten                       haastte                         haastten

koppen                         kopte                             kopten

kuchen                         kuchte                           kuchten

proeven                        proefde                         proefden

schminken                  schminkte                   schminkten

spelen                          speelde                         speelden

surfen                            surfte                            surften


Slide 12 - Slide

Huiswerk

Opdracht 2 en 3 maken

Je kunt daar nu al mee beginnen!

Slide 13 - Slide