Di 7-12-2021 K2, L3

1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

BR2E
Dienstag, 7 Dezember 2021

Slide 2 - Slide

Was werden wir heute machen?
Wat gaan we vandaag doen?
  • Luistertoets inhalen
  • Week 50: SO
  • Weektaak controle
  • Grammatik herhaling vorige week
  • Aufgaben

Slide 3 - Slide

Inhalers luistertoets
Vrijdag 8e
Lokaal 906

Diëgo, Juul, Ize, Mika

Slide 4 - Slide

SO
Week 50: 15 december 4e uur SO,  Telt 2x mee

Seite 92 – 94 Lernbox Lektion 1 t/m 4 en Redemittel (nl-du)
Seite 58 Grammatik A+werkwoordenlijst K1+2* --> (fe)esttenten
Seite 58 Grammatik B --> voltooid deelwoord
Seite 60 Grammatik C --> getallen tot 1000
Seite 66 Grammatik D --> geslachten znw


Slide 5 - Slide

Weektaak
Kapitel 2, Lektion 2, Aufgabe: 2, 5, 6, 9, 10

Niet gemaakt/boek:
Mila, Binq, Roos, Victor, Sophie, Romein, Annabel, Georgino, Elke, Valentijn, Cas, Robin, Willem, Janne, Ize, Floor, Sofie, Fée, Mika, Friso, Yuna, Eva, Liese, Anna-Eva, Sanaa, Stijn, Juul

Slide 6 - Slide

Geslachten van het zelfstandig naamwoord

Was weißt du noch?


6 Fragen

Slide 7 - Slide

Wat is het lidwoord voor een mannelijk zelfstandig naamwoord?

Slide 8 - Open question

Wat is het lidwoord voor een onzijdig zelfstandig naamwoord?

Slide 9 - Open question

Wat is het lidwoord voor een vrouwelijk zelfstandig naamwoord?

Slide 10 - Open question

Welk lidwoord + wat is de juiste regel?

_____ Abend (avond)
A
der, maand
B
die, meervoudsvorm
C
der, dagdeel
D
das, het-woord

Slide 11 - Quiz

Welk lidwoord + wat is de juiste regel?

_____ Mädchen
A
die, vrouwelijk persoon
B
das, het-woord
C
der, eindigt op -chen
D
die, eindigt op -chen

Slide 12 - Quiz

Welk lidwoord + wat is de juiste regel?

_____ Übung (oefening)
A
die, eindigt op -ung
B
das, het-woord
C
die, meervoud
D
der, eindigt op -ung

Slide 13 - Quiz

Aufgaben machen
opdrachten maken
  • Was (wat)? 
Kapitel 2: Lektion 3, Aufgabe: 2, 5, 6, 7, 8, 9
  • Wie (hoe)? Online of op papier
  • Hilfe (hulp)? Buren, docent       
  • Zeit (tijd)? 10:00
  • Fertig (klaar)?: woordjes leren




An die Arbeit!

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide