werkwoorden verleden tijd instructie

De verleden tijd


werkwoorden
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De verleden tijd


werkwoorden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Doelen
  1. Je kunt zwakke en sterke werkwoorden herkennen.
  2. Je kent de regel voor de verleden tijd van zwakke werkwoorden.
  3. Je weet wat er in de verleden tijd gebeurt bij sterke werkwoorden.
  4. Je kunt werkwoorden in de verleden tijd zetten.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Verleden tijd

sterke werkwoorden





In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt
In het meervoud:
schrijf op zoals het klinkt
Regel
Leer de regels uit je hoofd.

Slide 3 - Slide

Voorbeelden:
kopen : ik koop - ik kocht
lopen : ik loop - ik liep
geven : wij geven - wij gaven
kruipen : zij kruipen - zij kropen

Verleden tijd

zwakke werkwoorden





In het enkelvoud: stam + te / stam + de

In het meervoud:
stam + ten / stam + den
Regel
Leer de regels uit je hoofd.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

-te(n) of -de(n)?

    Vaak hoor je of je

stam + te(n)

of stam + de(n)

moet gebruiken.

Regel
Leer de regels uit je hoofd.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden 
spelen-speelde-gespeeld

maken-maakte-gemaakt

vertellen-vertelde-verteld

raken- raakte-geraakt


Slide 6 - Slide

This item has no instructions


                            
Twijfel je?
Als de laatste letter van de stam voorkomt in
soft ketchup, schrijf je in de verleden tijd -te(n).
Zo niet, dan schrijf je -de(n). 
Regel
Leer de regels uit je hoofd.
't-kofschip x

Slide 7 - Slide

werken - werk
De 'k' komt voor in 't ex-kofschip, dus is de verleden tijd werkte.

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

benadruk hier dat in de verleden tijd de ik-vorm en 2e en 3e persoon enkelvoud hetzelfde zijn. leg verder uit dat als het om het meervoud gaat er nog een -n achter komt. 
Geef ook aan dat het om de onvoltooid verleden tijd gaat. 




Let op
  • Als de stam (ik-vorm) al eindigt op -d of -t, dan schrijf je in de verleden tijd -dd of -tt.

  • Een werkwoord in de verleden tijd eindigt nooit op -dt.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
antwoorden, 
stam = antwoord,
de verleden tijd is antwoordde

planten,
stam = plant,
de verleden tijd is plantte

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Momentje  nadenken

Slide 12 - Slide

Wat heb je geleerd?
Heb je de regels goed genoteerd?
Welke vragen heb je nog? Die kun je bij de volgende dia invullen.
MAKEN
VT - Ik ..... mijn huiswerk
A
maakde
B
maakden
C
maakte
D
maakten

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

LEIDEN
VT - De gids ..... ons door de diepe grot
A
leide
B
leiden
C
leidde
D
leidden

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

HALEN
VT - Jij ..... op tijd de finish
A
haalde
B
haalden
C
haalte
D
haalten

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk
A
lifte
B
liften
C
liftte
D
liftten

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

GRENZEN
VT - Het huis ..... aan het bos
A
grenste
B
grensten
C
grensde
D
grensden

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap
A
dode
B
doden
C
doodde
D
doodden

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

gooien
Toen ... de kinderen het brood in de sloot.

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

bouwen
Vorige week ... ik een fort.

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Fluisteren
Vorig jaar ... mijn zusje alles wat ze zei.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

suizen
De geluiden ..... net hard door mijn oren.

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

proberen
Gisteren ... ik een vlinder te vangen.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

kleuren
Afgelopen dinsdag ... Kim op een kleurplaat.

Slide 24 - Open question

This item has no instructions