Week 3 Epilepsie Parkinson

Week 3
1 / 28
next
Slide 1: Slide
anatomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Week 3

Slide 1 - Slide

Welke ziektebeelden hebben wij al behandeld?

Slide 2 - Mind map

Epilepsie en Parkinson
Leerdoel: de student kan in eigen woorden uitleggen wat deze ziektebeelden inhouden en wat de verschijnselen zijn.

Slide 3 - Slide

Waar denk je aan bij epilepsie?

Slide 4 - Mind map

Epilepsie
  • Ernstige verstoring in     prikkeloverdracht. 
  • Kortsluiting 
  • Oorzaak is vaak onduidelijk. 

Slide 5 - Slide

Mogelijke oorzaken
  • 70 % onbekend
  • Erfelijk 

  • Hersenbeschadiging 
  • 'Triggers' 

Slide 6 - Slide

Verschijnselen
Verschijnselen zijn afhankelijk van de vorm van epilepsie.

Er zijn verschillende vormen van epilepsie, je hebt dus verschillende beelden.


Slide 7 - Slide

Behandeling
Afwachten
Medicatie
Ketogeen dieet
Operatie

Slide 8 - Slide

Hoe te handelen
  • Blijf kalm
  • Neem de tijd op 
  • Bescherm het hoofd
  • Verwijder harde of gevaarlijke voorwerpen
  • Maak strakke kleding los, neem de bril af
  • Na aanval in stabiele zijligging
  • Langer dan 5 min indien bekend medicatie
  • Onbekend bel 112

Slide 9 - Slide

Welke zaken zijn 'triggers', die de kans op een epileptische aanval vergroten?
A
overmatig alcoholgebruik en bepaalde vormen van drugs
B
slaaptekort spanningen/emoties/stress
C
voor en tijdens de menstruatie en lichtflitsen
D
koorts niet innemen van medicatie

Slide 10 - Quiz

Drie fases tonisch - clonische aanval
  • Tonische fase > kramp 
Dertig seconden, lichaam verstijft, blauw
  • Clonische fase > schokken 
Een minuut, aanspannen/ontspannen, armen en benen schudden
  • Ontspanningsfase > verslapt 
Bleek, urineverlies, moe
  • Na een tonisch-clonische aanval komt de ademhaling snel weer op gang, en is meestal diep en rochelend door extra speeksel. Na de aanval moet iemand wel in stabiele zijlegging worden gebracht, om te voorkomen dat er speeksel in de luchtpijp komt. 

Slide 11 - Slide

Symptomen
  • Schokkende beweging 
  • Schuim rond de mond 
  • Verlies van urine 

Slide 12 - Slide

Partiële epilepsie
  • Aanvallen die uit een deel van de hersenen voortkomen 
  • Geleidelijk, enkele minuten 
  • Staren 
  • Smakken, slikken, kauwen 
  • Bleek 
  • Automatismen  

Slide 13 - Slide

Welke vormen van epilepsie zijn er?
A
Clonische, tonische en atonische epilepsie.
B
Partiële en complexe epilepsie.
C
Gegeneraliseerde epilepsie en status epilepticus.
D
Absence-, partiële-, clonisch/tonische epilepsie

Slide 14 - Quiz

Wat is parkinson
  • Progressieve hersenaandoening. Het is een hersenziekte,waarbij de zenuwcellen langzaam afsterven.
  • Dopamine tekort.

Slide 15 - Slide

Oorzaken ziekte van Parkinson
- De gepigmenteerde cellen van de substantia nigra sterven af, waardoor er te weinig dopamine wordt gemaakt. 
- Balans tussen dopamine en acethylcholine is verstoord
- oorzaak naar het afsterven is niet goed bekend bij de ziekte van Parkinson. 



Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Parkinsonachtige ziekten:  
andere schade aan  
de substantia nigra/verminderde 
dopamineproductie. 

Bijvoorbeeld: trauma door boksen, medicatie gebruik (haldol), neerslag eiwitten (lewy body dementie) 

Slide 18 - Slide

Verschijnselen/symptomen:
meer dan alleen trillen
  • Trager denken
  • Verminderde reuk
  • Cognitieve achteruitgang
  • Slaapproblemen
  • Depressie
  • Obstipatie



Slide 19 - Slide

Verloop van de ziekte
  • 75% van de klachten begint aan een kant van het lichaam
  • Valgevaar na enkele jaren
  • Ook steeds meer lichamelijke problemen

Slide 20 - Slide

Feitjes
  • Snelst groeiende neurologische aandoening
  • Emoties hebben effect op bewegingen bij Parkinson
  • Niet iedereen trilt die Parkinson heeft
  • Parkinsonpatiënten worden regelmatig aangesproken met de vraag of ze dronken zijn
  • Het gelaat is emotieloos

Slide 21 - Slide

Wat is FREEZING
A
bevriezen van de beweging
B
geen stap meer kunnen verzetten
C
kleine, snelle pasjes op de plaats maken
D
antwoord A, B en C

Slide 22 - Quiz

Een ander woord voor tremoren is beven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Hoeveel procent van de mensen krijgt Parkinson?
A
35 tot 55%
B
10 tot 25%
C
80 tot 90%
D
50 tot 80%

Slide 24 - Quiz

Wat is Parkinson?
A
Stoornissen in je handen
B
Je hebt een geestelijke aandoening
C
Stoornissen in beweging
D
ADHD

Slide 25 - Quiz

Kenmerken van Parkinson?
A
Trillen
B
Zweten
C
Buikpijn
D
Hersenbloeding

Slide 26 - Quiz

Op welke leeftijd komt parkinson vaak voor?
A
boven de 45
B
Boven de 50
C
Boven de 20
D
Boven de 35

Slide 27 - Quiz

Zijn er nog vragen?
Kijk of je een antwoord kan geven op het leerdoel.

Slide 28 - Slide