If-sentences (first conditional)

If you don't listen...
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

If you don't listen...

Slide 1 - Slide

Conditionals


Conditionals zijn voorwaardelijke zinnen: als ..... , dan ......
Een conditional sentence bestaat uit twee delen, een hoofdzin en een zinsdeel met if.

Slide 2 - Slide

First conditional

Slide 3 - Slide

First Conditional
Vorm: bij de first conditional gebruik je verschillende tijden in de twee zinsdelen. Bij if gebruik je de Present Simple en in het andere zinsdeel will + een werkwoord.

Gebruik: als het best waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren, nu of in de toekomst.

Slide 4 - Slide

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
Hier: study

Slide 5 - Slide

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord
Hier: will pass

Slide 6 - Slide

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord
  will pass

* If-zin, het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
  study

Slide 7 - Slide

If - sentences (first conditional)
Onthoud: if en 'will' gaan niet samen.
If you will study well, you will pass the test.

if + present simple
If you study well, 
will + ww.
you will pass the test.
will + ww.
You will pass the test,
if + present simple
if you study well

Slide 8 - Slide

First conditional:
If I ... (have) enough money, I ... (buy) new shoes.
A
have - will buy
B
will have - buy
C
have - buy
D
will have - will have

Slide 9 - Quiz

First conditional:
If she .......(not listen), I ............(call) the security
A
don't listen/will call
B
didn't listen/ will call
C
doesn't listen/will call
D
doesn't listen/ won't call

Slide 10 - Quiz

First conditional:
If I ... (win) the lottery, I ... (treat) myself with a new car.
A
will win - will treat
B
win - will treat
C
win - treat
D
will win - treat

Slide 11 - Quiz

First conditional:
I ... (stay) home, if it ... (rain)
A
stay - will rain
B
stay - rains
C
will stay - rains
D
will stay - will rain

Slide 12 - Quiz

Vul in First Conditional:
If I ... (see) Mary, I ... (tell) her.

Slide 13 - Open question

Vul in First Conditional:
If you ... (work) hard, you ... (get) rich.

Slide 14 - Open question

Vul in First Conditional:
Their teacher ... (to be) sad if they ... (not - to pass) their exam.

Slide 15 - Open question

Second conditional

Slide 16 - Slide

Second Conditional
In the if-clause you use the Past Simple and in the main-clause you use would + verb.

Use: when it is unlikely that something is going to happen, now or in the future.

Slide 17 - Slide

Second Conditional
Remember: if  and would can't be used in the same clause.
For example: If I would get got a puppy, I would be so happy.

When you use be in the if-clause, you always get were (also for I and he/ she/ it.)
For example. I wouldn't touch that if I was were you.

Slide 18 - Slide

Second conditional:
I ... (phone) your mum if I ... (be) you.
A
would phone/were
B
would phone/was
C
phoned /would be
D
phone, will be

Slide 19 - Quiz

Second conditional:
If I ... (inherit) a billion euros, I ... (travel) to the moon.
A
inherit / will travel
B
will inherit / travel
C
inherited / would travel
D
would inherit / traveled

Slide 20 - Quiz

Second Conditional:
If he ... (have) a beard, he ... (look) older.
A
would have, would look
B
didn't have, would look
C
had, would look
D
had, would look

Slide 21 - Quiz

Second Conditional:
I ... (not - eat) that, if I ... (be) you!
A
wouldn't eat, were
B
didn't eat, would be
C
won't eat, were
D
wouldn't eat, was

Slide 22 - Quiz

Fill in the second conditional:
If England ... (have) better weather, it ... (be) the perfect place to live.

Slide 23 - Open question

Fill in the second conditional:
If we ... (win) the lottery, I ... (be) very happy.

Slide 24 - Open question

Fill in the second conditional:
I ... (quit) smoking if I ... (be) you, .

Slide 25 - Open question

Je gebruikt een First Conditional als iets ...... gaat gebeuren.
A
waarschijnlijk
B
niet waarschijnlijk
C
helemaal zeker
D
misschien

Slide 26 - Quiz

Je gebruikt een Second Conditional als iets ...... gaat gebeuren.
A
waarschijnlijk
B
niet waarschijnlijk
C
helemaal zeker
D
misschien

Slide 27 - Quiz

Samenvatting
  • First conditional: waarschijnlijk    
       if + present simple, will + hele ww
  • Second conditional: onwaarschijnlijk     
       if + past simple, would + hele ww

Slide 28 - Slide

Ik kan een first conditional maken en weet wanneer ik hem moet gebruiken.
010

Slide 29 - Poll

Ik kan een second conditional maken en weet wanneer ik hem moet gebruiken.
010

Slide 30 - Poll