Economie periode 3 - quiz

• Bedrijfseconomie
• MBO
• Studiejaar 1

Netto & bruto prijzen 

Bedrijfseconomie 

Inkoopfactuurprijs 120 euro. Bereken de inkoopprijs. BTW 9 procent.

1. 109,2 euro
2. 110,09 euro
3. 130.8 euro
4. 111 euro

Soms staat er bij een prijs "exclusief BTW".
Zit er dan wel BTW of geen BTW in die prijs?

1. wel BTW
2. geen BTW

Bereken de Netto inkoopprijs, als de inkoopfactuurprijs 242 euro is en het BTW percentage 21%

1. 200 euro
2. 292,82 euro
3. 221 euro
4. 191,18 euro

Het btw-bedrag dat een bedrijf ontvangt van zijn klanten moet:

1. Het bedrijf afstaan aan de belastingdienst
2. Het bedrijf terugvragen aan de belastingdienst
3. Het bedrijf bij de omzet meetellen
4. Het bedrijf verdelen over de werknemers

Bij welke benaming is de verkoopprijs exclusief btw?

1. Bruto verkoopprijs
2. Consumentenprijs
3. Netto verkoopprijs
4. Inkoopfactuurprijs

De verkoopprijs inclusief btw is lager dan de verkoopprijs exclusief btw

1. Waar
2. Niet waar

Valt het volgende product onder de 9% BTW of 21% BTW

1. 9%
2. 21%

De consumentenprijs is altijd
exclusief BTW

1. Waar
2. Niet waar

BTW is een afkorting.
BTW staat voor ...

1. belasting over de toenemende waarde
2. belasting tegen waarde
3. belasting toegevoegde winkel
4. belasting over de toegevoegde waarde

De consumenten prijs is €67 (inclusief BTW), de BTW is 21%. Wat is de prijs zonder BTW?

1. €52,93
2. €55,37

Wanneer er wordt gesproken over brutowinstopslag, dan is de inkoopprijs gesteld

1. % boven het 100
2. % onder het 100
3. 100%
4. 50%

Waartoe leidt: inkoopprijs + brutowinstopslag?

1. Verkoopprijs inclusief BTW.
2. Inkoopprijs exclusief BTW.
3. Verkoopprijs exclusief BTW
4. Inkoopprijs inclusief BTW.

Bij de brutowinstmarge is de inkoopprijs 100%

1. Juist
2. Onjuist

De inkoopprijs van een product is 20 euro. De brutowinstopslag 25%. Wat is de verkoopprijs?

1. € 45
2. € 15
3. € 25
4. € 30

Een ondernemer berekent een brutowinstopslag van 50%. De verkoopprijs van het te verkopen product bedraagt € 300,-. Bereken de inkoopprijs

1. 200
2. 450
3. 600
4. 150

Btw is een voorbeeld van

1. directe belasting
2. indirecte belasting
3. meestal een directe belasting
4. meestal een indirecte belasting

De brutowinst op een courgette is € 0,50. De brutowinstopslag bedraagt 40% van de inkoopprijs. Bereken de verkoopprijs

1. € 1,-
2. € 1,75
3. € 2,-
4. € 1,25