This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Quiz --> Warmte 5.1-5.3
Slide 1 - Slide
Regels voor tijdens de Quiz
- Eigen naam (met maximaal 2 emoji).
- Snap je niet waarom je het fout hebt steek dan je hand!
Slide 2 - Slide
Waar of niet waar?
Slide 3 - Slide
Een koffiezetapparaat is een warmtebron
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
Hout is een brandstof.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
In een wasmachine zit een verwarmings-element.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Radiatoren worden verwarmd door rond stromend aardgas.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Om een brand te blussen, heb je zuurstof nodig.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Een brandstof heeft zuurstof nodig om te kunnen branden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Zonne-warmte bereikt de aarde door straling.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Meerkeuzevragen
Slide 11 - Slide
Wat is een ander woord voor warmte-straling?
A
Infra-rood-straling
B
Licht-straling
C
Radio-actieve-straling
D
Rode-straling
Slide 12 - Quiz
Peter zet een limonade-glas omgekeerd over een brandend waxine-lichtje. Het waxine-lichtje onder het glas gaat binnen enkele tellen uit. Waarom gaat het waxine-lichtje uit?
A
De lont is op.
B
Het waxine-lichtje is op.
C
De zuurstof is op.
Slide 13 - Quiz
Hoe verplaatst warmte zich in lucht?
A
Door geleiding en straling.
B
Door straling en stroming.
C
Door stroming en geleiding.
Slide 14 - Quiz
Een zwarte auto en een witte auto staan in de zon. Je meet de temperatuur in beide auto’s.
Welke uitkomst zal de meting geven?
A
In beide auto's is het even warm.
B
Het is warmer in de witte auto.
C
Het is warmer in de zwarte auto.
Slide 15 - Quiz
Een gasleiding is in brand geraakt. Om de brand te blussen draait de brandweer de gaskraan dicht. Welke voorwaarde voor verbranding haalt de brandweer weg?