Warmte_4ET-4HT-4MT

Warmteleer 
p. 59
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NatuurwetenschappenSecundair onderwijs

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Warmteleer 
p. 59

Slide 1 - Slide

Eventjes herhalen 

Slide 2 - Slide

Wat betekent de warmtehoeveelheid?
A
De hoeveelheid warmte dat afgestaan wordt.
B
De hoeveelheid temperatuur dat afgestaan wordt.
C
Het temperatuurverschil

Slide 3 - Quiz

Belangrijk  
  • De warmtehoeveelheid loopt gelijk met de temperatuursverandering. 
  • --> Het afgeven van warmte zorgt voor een temperatuursverandering
  • --> hoe hoger de warmtehoeveelheid, hoe hoger de temperatuursverandering!
MAAR
  • De waarden (de getallen) zijn niet dezelfde
  • (Vermelden onderaan op p. 56)

Slide 4 - Slide

Welke factoren beïnvloeden de warmtehoeveelheid? Geef minstens 1.

Slide 5 - Open question

Massa 
Volume

Slide 6 - Slide

Wat betekent recht en omgekeerd evenredig?
  • Hoe hoger b, hoe hoger a
  • Hoe hoger de massa, hoe hoger de warmte
  • Hoe hoger b, hoe lager a
  • Hoe hoger het volume, hoe lager de warmte

Slide 7 - Slide

Schema 

Slide 8 - Slide

p. 59

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Invloed aard van vloeistof
  • 21 °C
  • 294 K
  • 21 °C
  • 294 K
  • 28 °C
  • 301 K
  • 7 °C
  • 280 K
  • 38 °C
  • 311 K
  • 17 °C
  • 290 K
  • is groter dan bij een gelijke hoeveelheid water

Slide 12 - Slide

  • de warmtehoeveelheden zijn gelijk.
  • olie
Het gaat over 2 dezelfde spijkers!

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

  • De temperatuurstijging is minder groot.
  • De warmtehoeveelheid is recht evenredig met de temperatuursverandering.
P. 60 

Slide 16 - Slide

Factoren die de warmtehoeveelheid - temperatuursverandering beïnvloeden

Slide 17 - Slide

  • recht evenredig
  • recht evenredig

Slide 18 - Slide

Uitleg-whiteboard

Slide 19 - Slide

  • Drempel wanneer iets opwarmt. Hoe lager deze drempel, hoe sneller!
  • Hoe sneller iets opwarmt, hoe minder lang de warmte behouden blijft!

Slide 20 - Slide

  • de stofconstante
  • Er is 129 J/kg.K nodig om 1kg goud 1K of 1°C op te warmen
  • Pas van 129 J, gaat de temperatuur 1°C stijgen! 
  • Hoe hoger dit getal, hoe langer het duurt!

Slide 21 - Slide

Zoekopdracht in vademecum p. 15-16
  • HIER

Slide 22 - Slide

Zoek op: Hoeveel energie is er nodig om 1kg water van 30 °C te verwarmen tot 31 °C

Slide 23 - Open question

Zoek op: Hoeveel energie is er nodig om 1 kg olijfolie van 30 °C te verwarmen tot 31 °C?

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide

Welke kookpot warmt het snelste op? verklaar!

Slide 26 - Open question

  • Koper
  • Koper heeft de kleinste warmtehoeveelheid

Slide 27 - Slide

Vergelijk rond het middaguur de temperatuur van het zeewater met de temperatuur van het zand. Wat is warmer?

Slide 28 - Open question

  • Het zand is warmer dan het zeewater, dat 'koud' aanvoelt.
  • Het zand warmt sneller op, omdat de warmtecapaciteit veel kleiner is dan die van water, dat langzaam opwarmt

Slide 29 - Slide