havo 2 Nederlands periode 2 Grammatica zd & ws telwoorden

Nederlands havo 2 periode 2: 
Agenda: 

1. Binnen = Beginnen:  Opdrachten/huiswerk maken 
2. Instructie telwoorden en stappenplan
3. Zelfstandig werken (huiswerk)
5. Afsluiting
1 / 18
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands havo 2 periode 2: 
Agenda: 

1. Binnen = Beginnen:  Opdrachten/huiswerk maken 
2. Instructie telwoorden en stappenplan
3. Zelfstandig werken (huiswerk)
5. Afsluiting

Slide 1 - Slide

Nederlands havo 2 periode 2: 
Binnen = Beginnen 

- Jas uit en in je kluis
- Telefoon in de telefoontas
- Tassen op de grond
- Boeken en schrift op tafel
- Aan de slag: 

Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 150/151)
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 148-149) 
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 180-181)

    
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Maak een zin met daarin een onbepaald en een bepaald hoofdtelwoord.

Slide 3 - Open question

Maak een zin met daarin een onbepaald rangtelwoord en een bepaald rangtelwoord.

Slide 4 - Open question

Bespreken: opdracht 3 (blz. 89)
Noteer van de zinnen pv, ow en wg of ng. 

1. Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden. 

2. Gelukkig is mijn kleine broertje nog nooit van de trap gevallen. 

6. In september is mijn zusje Judy voor de vierde keer moeder geworde. 


Slide 5 - Slide

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn enkelvoudige zinnen die bij elkaar gevoegd zijn.

Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen.

Slide 6 - Slide

Voorbeelden
Leroy (niet) zakte door het ijs, omdat het nog (niet) te dun was. 
 
Hoofdzin + Bijzin 
 
 
Pim (niet) stond nog op het perron, terwijl wij al (niet) in de trein zaten. 
 
Hoofdzin + bijzin 

Slide 7 - Slide

Samengestelde zinnen:

Slide 8 - Slide

hoofdzin/bijzin

Toen Joseph wegrende, gingen de andere jongens hem achterna.



Persoonsvorm
Persoonsvorm
Onderwerp
Onderwerp

Slide 9 - Slide

Hoofdzin + bijzin
     Ik       wil      morgen     huiswerk   bij jou    maken,
     omdat
     ik      de sommen      niet  snap.
v
oe
g
woord
onderwerp
wat?
ontkenning
persoonsvorm

Slide 10 - Slide

HOOFDZIN + HOOFDZIN

Twee hoofdzinnen kun je aan elkaar verbinden met een nevenschikkend voegwoord.

Dit zijn: en, want, maar en of.
HOOFDZIN + BIJZIN

Een hoofd- en een bijzin kun je aan elkaar verbinden met een onderschikkend voegwoord.

Er zijn veel onderschikkende voegwoorden, zoals: omdat, zodat, doordat, als, dan, hoewel, tenzij, terwijl, toen, of.

Slide 11 - Slide

Zelfstandig werken
- Nakijken (nakijkboekje of ELO)
- Afmaken verhalenbundel (scrumteam)

Huiswerk volgende les: 
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 150/151)
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 148-149)
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 180-181)

 

timer
1:00

Slide 12 - Slide

Bespreken: Opdracht 1 (blz. 150)
Benoem de voegwoorden uit de onderstaande zinnen

1. De vader van Rory moedigt haar aan, terwijl ze probeert te scoren. 

2. Toen ik mijn Iphone liet vallen, zat er een flinke barst in. 

3. Arthur had niet geleerd voor de toets, dus hij gokte de antwoorden. 

4. Voordat Sam de deur uitging, pakte zij nog snel haar telefoon en zonnebril. 

Slide 13 - Slide

Bespreken: Opdracht 1 (blz. 150)
Noteer de persoonsvorm uit de onderstaande zinnen en geef aan of de zin enkelvoudig (E) of samengesteld is. 

1. Grote gezinnen worden zeldzaan, maar er bestaan nog altijd gezinnen met zes of meer kinderen. 

2. Zes studerende kinderen kunnen een behoorlijke kostenpost vormen voor ouders. 

3. Volgens sommige theorieën is de oudste de slimste, maar dat is achterhaald. 

Slide 14 - Slide

Stappenplan grammatica zinsdelen
1. persoonsvorm vinden (pv)
2. Zinsdelen benoemen en strepen zetten. 
3. Het gezegde benoemen (wg/ng)
4. onderwerp benoemen (ow)
5. Het lijdend voorwerp benoemen (lv)
6. Het meewerkend voorwerp benoemen (mv)
7. Het voorzetselvoorwerp benoemen. (vv)
8. De bijwoordelijke bepalingen benoemen (bwb)

Slide 15 - Slide

Stappenplan grammatica zinsdelen
Ontleed de volgende zin volledig in zinsdelen en daarna in woordsoorten. Volg het stappenplan. 


1. Eigenlijk is mijn wollen winterjas van vorig jaar veel te krap. 


2. Leek die buschauffeur niet erg nieuwsgierig? 

Slide 16 - Slide

Bespreken: opdr. 3, blz. 89
Noteer van de zinnen pv, ow en wg of ng. 

1. Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden. 

2. Gelukkig is mijn kleine broertje nog nooit van de trap gevallen. 

6. In september is mijn zusje Judy voor de vierde keer moeder geworde. 


Slide 17 - Slide

Zelfstandig werken
- Nakijken (nakijkboekje of ELO)
- Afmaken verhalenbundel (scrumteam)

Huiswerk volgende les: 
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 150/151)
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 148-149)
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 180-181)

 

timer
1:00

Slide 18 - Slide