Je voelt je voortdurend gespannen en ‘opgefokt’.
Je verliest snel je geduld en bent snel boos.
Je hebt last van plotselinge huilbuien.
Je schrikt snel en bent overgevoelig voor elke onverwachte situatie of gebeurtenis.
Je zoekt gevaarlijke situaties op; je gaat bijvoorbeeld veel te hard rijden.
Je gebruikt verdovende middelen zoals drugs en alcohol.
Je bent somber, vindt niets leuk of interessant.
Je voelt je schuldig aan het gebeurde en maakt jezelf verwijten: ‘Dan had ik maar niet…’
Je voelt je minderwaardig.
Je kunt je slecht concentreren.
Je bent doodmoe, maar kunt toch moeilijk inslapen of doorslapen.