Je krijgt steeds een plaatje te zien.
Hierbij hoort een Nederlands woord.
De docent noemt dit woord, of je ziet het aan het plaatje.
Je schrijft in je aantekenschrift het/de Duitse woorden op.
Let hierbij op hoofdletters bij zelfstandige naamwoorden (woorden waar je de, het, een voor kunt zetten)
We controleren samen. Lever een foto van je werk in!