chapitre 5 le passé composé avec avoir

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:
  • ik zit op mijn plek
  • mijn jas is uit en in mijn kluisje
  • mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
  • mijn mobiel is in mijn tas of zak
  • mijn boek en pen zijn op mijn tafel
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:
  • ik zit op mijn plek
  • mijn jas is uit en in mijn kluisje
  • mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
  • mijn mobiel is in mijn tas of zak
  • mijn boek en pen zijn op mijn tafel

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on a fait le dernier cours?
Wat hebben we de vorige les gedaan?

Slide 2 - Slide

PROGRAMME
  • Wat? Jullie maken bron D  -  grammaire et écrire
  • Hoe? klassikaal en individueel 
  • Tijd? 45 minuten
  • klaar? slim stampen vocabulaire E + F 
  • Lesdoel?
Aan het eind van de les:
- kun je een verhaal schrijven over het afgelopen weekend
- weet je hoe je de passé composé maakt.

Slide 3 - Slide

 Passé composé (v.t.t)
Voltooide tijd (passé composé): ik heb een appel gegeten

Je gebruikt de passé composé om te vertellen:
* wat er is gebeurd
* wat je hebt gedaan

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Hoe zet je de zin 'ik eet een appel' in de voltooide tijd in het Nederlands?

Slide 6 - Open question

Nu in het Frans!
Je danse betekent ik dans. Wat zou j'ai dansé kunnen betekenen?

De passé composé bestaat ALTIJD uit:
1: een hulpwerkwoord
2: voltooid deelwoord 


Slide 7 - Slide

Hulpwerkwoorden
   voltooid deelwoorden
J'ai
parlé
nous avons
regardé
Il a 
mangé

Slide 8 - Drag question

Passé composé 

Onderdeel 1: 
het hulpwerkwoord

Kies de vorm van avoir (hebben) die bij het onderwerp van de zin past. 

Let op: deze vormen van avoir  moet je dus uit je hoofd kennen!
J'ai                      Ik heb
Tu as                  Jij hebt
Il/elle             Hij/zij heeft
On                   We hebben
                              men heeft
Nous avons     Wij hebben
Vous avez         Jullie hebben
                               u heeft
Ils/elles ont       Zij hebben

Slide 9 - Slide

Kies de juiste vorm van avoir

Tu ....
A
avons
B
as
C
ont
D
a

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm van avoir

On ....
A
avons
B
as
C
ont
D
a

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vorm van avoir

Vous ....
A
avons
B
ont
C
avez
D
ai

Slide 12 - Quiz

Passé composé 

Onderdeel 2: 
het voltooid deelwoord

Stappenplan:
1. Neem het hele werkwoord
2. Haal  -er er af (de stam)
3. Voeg een é toe aan de stam
Voorbeelden:

1. danser                         1. visiter
2. dans                             2. visit
3. dansé                          3. visité

1. parler                            1. regarder
2. parl                                2. regard
3. parlé                              3. regardé

Slide 13 - Slide

Passé composé
J' (ik)
ai
parlé
Tu (jij)
as
parlé
Il/elle/on (hij/zij/wij)
a
parlé
nous (wij)
avons
parlé
Vous (jullie/u)
avez
Parlé
Ils/elles (zij)
ont
parlé
Ik heb gepraat =  j'ai parlé
Verleden tijd: passé composé 

Slide 14 - Slide

On a habité
A
présent
B
passé composé

Slide 15 - Quiz

Nous avons habité
A
Présent
B
Passé composé

Slide 16 - Quiz

Zet in de passé composé
Tu (chanter)
A
Tu ai chanté
B
Tu as chanté
C
Tu avez chanter
D
Tu es chanter

Slide 17 - Quiz

Les exercices p. 22 + 23 
Vous faites les exercices 16,17 (17g) + 18 p. 22 - 25


Klaar? leren toetsstof 
timer
15:00

Slide 18 - Slide

Les devoirs
                 
                                      - Afmaken bron D online  
                                     -  apprendre vocabulaire E & F

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Merci et au revoir!

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide