1)
Nummer: Ieder krijgt een nummer van 1 tot 4
2) Opdracht: Ik laat een zin zien.
3. Opschrijven: Iedereen schrijft individueel het antwoord op.
4. ‘Koppen bij elkaar’: Op mijn teken gaan de nummers elkaars antwoorden controleren. Zijn jullie het eens wat het goede antwoord is?
5. Akkoord: Als iedereen het eens is, gaan jullie weer zitten.
6. Controle: Ik roep een nummer. De leerlingen met dat nummer steken hun hand op. Ik controleer het antwoord met die leerlingen.