De juffrouw geeft de leerlingen les over de tegenwoordige en de verleden tijd.
De juf vraagt Jantje het volgende.
“Als ik zeg dat ik mooi WAS, dan is het verleden tijd.
Wat is het dan als ik zeg dat ik mooi BEN?”
“Een regelrechte leugen, juf!”, antwoordt Jantje.