Schrijf het juiste antwoord in je schrift
1.Wat is het hulpwerkwoord (hww) in de volgende zin?De jongen is naar buiten gelopen.
2.Wat is het zelfstandig werkwoord (zww) in de volgende zin?
De mevrouw heeft haar boodschappentas gepakt.
3.Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in:
De hond heeft de hele nacht (blaffen). Ik heb daardoor niet goed (slapen). De hond (willen,vt) maar niet stoppen. Hij (kunnen, tt) er niks aan doen. Hij (mogen) in de bench slapen. Daar is hij niet aan (wennen).