les 40 Formuleren §2 variatie in woordgebruik

les 40
Formuleren §2 variatie in woordgebruik
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

les 40
Formuleren §2 variatie in woordgebruik

Slide 1 - Slide

Hallo 2Vd
Pak je spullen alvast (leesboek) en Nieuw Nederlands + schrift. Ga zitten volgens het klassenschema.
timer
10:00
Wat gaan we doen vandaag?
  • 10 min lezen
  • Pecha Kucha Daniël
  • Uitleg §2
  • zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Leerdoelen


Ik weet/kan...
  • variëren in woordgebruik door synoniemen en verwijswoorden te gebruiken.

Slide 3 - Slide

Pecha Kucha

Slide 4 - Slide

Wat is een synoniem?

Slide 5 - Mind map

Variatie in woordkeus

  • Een tekst wordt snel saai, als je vaak dezelfde woorden gebruikt.
  • Je moet daarom woordkeus variëren.


  • Bijvoorbeeld door synoniemen:
  • - baas, hoofd, directeur, chef, leider
  • - verhaal, sprookje, mythe, vertelling
  • - lekker, smakelijk, heerlijk, verrukkelijk

Slide 6 - Slide

Variatie in woordkeus

  • Een tekst wordt snel saai, als je vaak dezelfde woorden gebruikt.
  • Je moet daarom woordkeus variëren.


  • Door woorden te kiezen die ongeveer hetzelfde betekenen
  • hond -> viervoeter, beestje
  • plant -> begroeing, groen

Slide 7 - Slide

timer
1:00
Synoniemen voor
wedstrijd

Slide 8 - Mind map

timer
0:20
Synoniemen voor
leraar

Slide 9 - Mind map

timer
0:20
Synoniemen voor
vriend

Slide 10 - Mind map

Variatie in woordkeus
Een andere manier om te variëren is doormiddel van verwijswoorden zoals die, dat, hij, hem, ze, haar, het, hun, er, daar etc.

Slide 11 - Slide

Zelf oefenen
Formuleren §2 Variatie in woordgebruik
Wat: Opdracht 2, 3 en 4
Hoe:  Individueel en met je buur
Hulp: Theorie uit je boek, docent.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend het variëren van je taalgebruik
Klaar?
Lezen in je leesboek
of huiswerk
timer
20:00

Slide 12 - Slide

Leerdoelen


Ik weet/kan...
  • variëren in woordgebruik door synoniemen en verwijswoorden te gebruiken.

Slide 13 - Slide

Fijne dag!
Ruim rustig je spullen op en blijf zitten tot de bel gaat

Slide 14 - Slide