Tijd: Het moment of de periode waarin het verhaal zich afspeelt, zoals heden, verleden, toekomst, of een specifiek tijdspunt zoals ochtend of avond.
Omstandigheden: De situaties of gebeurtenissen die invloed hebben op het verhaal, zoals een oorlog of een sneeuwstorm.
Sfeer: De emotionele toon of het gevoel dat door de setting en andere elementen van een verhaal wordt gecreëerd.