Les 2. Verzamelen en analyseren (MEWS/SBAR)

Oriëntatie op de situatie
1 / 44
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Oriëntatie op de situatie

Slide 1 - Slide

Leerdoel
  • Je laat zien dat je vitale functies van de zorgvrager kan verzamelen en analyseren met behulp van MEWS en SBAR

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Stap 1: Wat valt me op?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Slide

in welke situatie check
je de vitale functies?

Slide 6 - Mind map

Het onderbuikgevoel..

Slide 7 - Mind map

Stap 1: Wat valt me op?
Overzicht maken van de situatie van de zorgvrager 
Door informatie te verzamelen en goed te observeren

Slide 8 - Slide

Wanneer bel je een arts?

Slide 9 - Mind map

Ken jij de MEWS?
Ja
Nog nooit van gehoord

Slide 10 - Poll

MEWS (Modified Early Warning Score)
 Het is een denkhulp om te beoordelen of je een arts moet waarschuwen als de waarden van de vitale functies afwijken. 

Slide 11 - Slide

MEWS invullen
Het lukt Eva niet om de steunkousen van mevrouw Van den Hoogen over haar enkels te krijgen. Eva ziet dat de benen van mevrouw dikker zijn dan normaal en dat ze een blauwe plek op haar linker scheenbeen heeft. Ook reageert mevrouw wat afwezig. Eva denkt na over wat ze moet doen: hoe is die blauwe plek ontstaan? Hoe komt het dat mevrouw niet reageert op haar vragen? Moet ze de arts bellen? Ze besluit eerst alle informatie op een rijtje te zetten.

Met behulp van denkhulp MEWS onderzoekt Eva of ze de arts moet waarschuwen voor mevrouw Van den Hoogen.
Eva meet het volgende:
Ademhaling: 14 × per minuut
Hartfrequentie (pols): 110 × per minuut
Bloeddruk: 135/85
Temperatuur: 37,2 °C
Urineproductie: onbekend
Het bewustzijn van mevrouw lijkt normaal. Ze maakt namelijk een opmerking over haar steunkousen. Ook geeft mevrouw een pijnreactie. Ze trekt haar been terug als Eva met haar hand over de blauwe plek op haar linker scheenbeen gaat.

Slide 12 - Slide

Op hoeveel punten komen jullie?

Slide 13 - Mind map

Slide 14 - Slide

SBAR
De denkhulp SBAR gebruik je om duidelijk en snel over de zorgvrager te praten met de arts of andere disciplines.

De Engelse afkorting SBAR staat voor:
 

Situation - situatie: Wie ben jij, over welke zorgvrager gaat het en wat is het probleem?
Background - achtergrond: Wat zijn de voorgeschiedenis en achtergrond tot nu toe?
Assessment - beoordeling: Wat is jouw beoordeling van actuele en mogelijke problemen in de situatie?
Recommendation - aanbeveling: Wat verwacht je van de ander?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Waarom is deze methode belangrijk?

Slide 17 - Mind map

Slide 18 - Slide

Bij welke situaties kan de SBARR methode worden toegepast?
A
Bij een overdracht
B
Tijdens een multidisciplinair overleg
C
Bij een artsenvisite

Slide 19 - Quiz

De verpleegkundige vertelt dat de patiënt bekend is met een stollingsstoornis. Welke fase is dit?
A
Situation
B
Background
C
Assessment
D
Recommendation

Slide 20 - Quiz

De verpleegkundige vraagt aan de arts of hij/zij alvast pijnstilling zal geven. Bij welke fase hoort dit?
A
Situation
B
Assesment
C
Reccomendation
D
Background

Slide 21 - Quiz

jouw beoordeling van actuele en mogelijke problemen in de situatie.
korte samenvatting van de voorgeschiedenis van de zorgvrager.
beschrijving van het probleem.
voorstel voor acties.
S
B
A
R

Slide 22 - Drag question

Stap 2. Punten van aandacht vaststellen
Stap 2 bestaat uit drie delen:

Je ordent de gegevens.
Je bedenkt wat mogelijke problemen zijn.
Je legt verbanden tussen de problemen.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Mogelijke problemen beschrijven

Nadat je de situatie hebt beschreven en de gegevens hebt geordend, ga je kijken welke problemen er kunnen zijn. Je kijkt naar problemen die nu een rol spelen en naar problemen die zouden kunnen optreden.

Slide 25 - Slide

Mevrouw Coenen eet de laatste tijd regelmatig haar bord niet leeg. Manon zegt: ‘Ik zie dat u uw bord niet leeg heeft gegeten. Hoe komt dat?’ Mevrouw Coenen zucht: ‘Ik had gewoon niet zo’n trek.’
Mevrouw Coenen is pas weduwe geworden. Er kan een oorzakelijk verband zijn tussen het rouwproces en de verminderde eetlust.
Maar Manon ziet ook dat mevrouw Coenen haar gebit regelmatig niet in heeft. Misschien zit haar gebit niet goed en kan ze daardoor niet goed eten?

Slide 26 - Slide

Denkhulp: SCEGS

Somatisch: Welke lichamelijke klachten heeft de zorgvrager?
Cognitie: Hoe denkt de zorgvrager over zijn klachten? Heeft de zorgvrager een idee over het ontstaan van zijn klachten?
Emotie: Welke gevoelens heeft de zorgvrager over de klachten? Is de zorgvrager verdrietig, somber of juist wanhopig?
Gedrag: Wat doet de zorgvrager in relatie tot zijn klachten? Hoe gaat hij ermee om (coping)? Gedraagt de zorgvrager zich anders?
Sociaal: Wat zijn gevolgen van de klachten voor naastbetrokkenen? Zorgen de klachten van de zorgvrager ervoor dat hij in een sociaal isolement terechtkomt? Komt er nog wel bezoek? Heeft hij contacten?

Slide 27 - Slide

Stap 3: Welke informatie ontbreekt nog?

Slide 28 - Mind map

Slide 29 - Slide

Gebruik LSD
Smeer NIVEA
Neem ANNA mee
Laat OMA thuis
De arts heeft u slaapmedicatie voorgeschreven. Heeft u die ingenomen?
U vind het moeilijk om genoeg te bewegen. Wat lukt nog wel?
Ik zie dat uw man de medicatie beheert. Wat vind u daarvan?
Ik vind het dom dat u nog alleen gaat fietsen 

Slide 30 - Drag question

Observeren

Slide 31 - Mind map

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Valkuilen bij observeren

Slide 34 - Mind map

Slide 35 - Slide

Welke technieken van
observeren ken je?

Slide 36 - Mind map

Observatielijsten

Slide 37 - Mind map

Observatielijsten

In de zorg worden verschillende observatielijsten gebruikt. Enkele voorbeelden:

  • ADL-lijst (observatielijst voor algemene dagelijkse levensverrichtingen)
  • risicoscorelijst voor decubitus (doorliggen), bijvoorbeeld de Nortonschaal
  • pijn-observatielijst, bijvoorbeeld de VAS
  • observatielijst voor de herkenning van psychosociale problematiek bij ouderen, bijvoorbeeld de OLPP
  • observatielijst voor de herkenning van een delier, bijvoorbeeld de DOS

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Eva weet dat mevrouw Van den Hoogen plastabletten slikt. Hoe kan het dan dat haar benen toch dikker zijn geworden? Weet Eva hier wel genoeg over?
Hoe is die blauwe plek ontstaan? Het staat wel vol in de kamer. Wat hebben de mobiliteit van mevrouw en de blauwe plek met elkaar te maken? Of hebben die twee zaken niets met elkaar te maken?
Hoe komt het dat mevrouw niet reageert op de vragen van Eva? Ze weet dat mevrouw een hoortoestel heeft. Bij controle blijkt het hoortoestel uit te staan. Na het aanzetten van het apparaat reageert mevrouw weer normaal. Logisch dat ze geen antwoord gaf op Eva’s vragen.

Slide 40 - Slide

Binnen drie weken voelt mevrouw zich weer in evenwicht en is de draaglast en draagkracht van mevrouw in balans.

Dit is een voorbeeld van een doelstelling in het levensdomein:
A
Woon en leefomstandigheden
B
Participatie
C
Mentaal welbevinden en autonomie
D
Lichamelijk welbevinden en gezondheid

Slide 41 - Quiz

Een zorgvrager reageert alert, heeft 38,5 °C, ademhaling 14, pols 96. Urineproductie normaal, RR 120/80.

Je hebt een slecht voorgevoel. Wat doe je?

Slide 42 - Slide

In stap 2 van verzorgend redeneren werk je met de denkhulp levensdomeinen.

Verbind elke vraag met het juiste levensdomein.
Woon en levensomstandigheden
Lichamelijk welbevinden en gezondheid
Mentaal welbevinden en autonomie
Patricipatie
Is de zorgvrager tevreden met zijn sociale contacten?
Voelt de zorgvrager zich veilig thuis?
Kan de zorgvrager zijn leven indelen zoals hij dat wil?
Zijn er risico's voor de gezondheid van de zorgvrager?

Slide 43 - Drag question

Aan de slag in groepjes!

Slide 44 - Mind map