This lesson contains 16 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom bij Nederlands!
Startopdracht:
1. Begin met 10 minuten lezen in je leesboek.
timer
10:00
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Opdracht 33
i/ie
Dictee
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Terugblik vorige les, huiswerk bespreken;
Wat gaan je deze les leren (lesdoel); woordenschat
Uitleg theorie, instructie opdrachten;
Zelfstandig werken aan opdrachten;
Lesafsluiting: evaluatie les, huiswerk, volgende les.
Lesprogramma
Slide 3 - Slide
This item has no instructions
Over taal blok 1 - wat weet je nog?
- Pak je laptop
- Ga naar LessonUp.app
- Voer de code in en gebruik je eigen voornaam.
1. Terugblik
Slide 4 - Slide
Tijdens deze fase blik je terug op de vorige les.
Eventueel bespreek je moeilijke opdrachten uit het huiswerk.
Pak je telefoon / laptop
Ga naar: lessonup.app
Wat weet je nog Over Taal blok 1?
Slide 5 - Slide
Tijdens deze fase blik je terug op de vorige les.
Eventueel bespreek je moeilijke opdrachten uit het huiswerk.
Wat je nog van Over taal blok 1? (begrippen)
Slide 6 - Mind map
This item has no instructions
Schooltaalwoorden
Woorden uit teksten
Alfabetische volgorde
Synoniem - tegenstelling - omschrijving
1. Terugblik
Slide 7 - Slide
Tijdens deze fase blik je terug op de vorige les.
Eventueel bespreek je moeilijke opdrachten uit het huiswerk.
Kunnen
Je leert de betekenis van nieuwe schooltaalwoorden.
Je begrijpt de betekenis van verschillende woorden uit teksten.
Je weet wat je kunt doen als je in een tekst een moeilijk woord tegen komt.
Je kunt bij elf schooltaalwoorden de juiste betekenis kiezen.
Je kunt bij tien woorden uit teksten de juiste betekenis kiezen.
Je kunt in een tekst woorden vervangen door een synoniem of een beschrijving.
Weten
Slide 8 - Slide
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Soms lees je in een tekst een moeilijk woord. Je kunt dan kijken of andere woorden in de tekst je iets vertellen over de betekenis van dat moeilijke woord. Dat kan zijn:
Betekenis zoeken van moeilijke woorden in een tekst
omschrijving van het moeilijke woord;
synoniem van het moeilijke woord, een woord dat hetzelfde betekent;
tegenovergestelde van het moeilijke woord.
Slide 9 - Slide
Tijdens deze fase richt je de aandacht van de leerlingen op de lesstof en activeer je de voorkennis.
Als je een tekst leest over een bepaald onderwerp, staan daar vaak moeilijke woorden in.
Klopt de tekst dan nog? Dan hoef je het woord niet op te zoeken in het woordenboek.
Wat te doen bij moeilijke woorden in een tekst?
Vervang het moeilijke woord door een makkelijk woord dat hetzelfde betekent (synoniem);
Vervang het moeilijke woord door een omschrijving die in het thema past.
Slide 10 - Slide
Tijdens deze fase richt je de aandacht van de leerlingen op de lesstof en activeer je de voorkennis.
Wat moet je leren / onthouden?
De betekenis van de woorden van de opdrachten die je straks gaat maken moet je leren / onthouden voor de toets.
Een manier om te leren en te onthouden is het maken van een tekening (ook handig bij andere vakken!). Hierover gaat opdracht 37.
Slide 11 - Slide
Tijdens deze fase richt je de aandacht van de leerlingen op de lesstof en activeer je de voorkennis.
Zelfstandig werken
Lees
Lees de opdrachten zorgvuldig voordat je begint.
Lees de uitleg op blz. 86 voordat je aan opdracht 37 begint.
Maak
Opdracht 34, 35, 36, 37 (blz. 84 t/m 86)
Hoe
1. alleen en in stilte 2. extra uitleg 3. schoudermaatjes
Tijd
1. 5 min. 2. 5 min. 3. 15 min.
Klaar
Lezen in je leesboek
Resultaat
- Klassikaal bespreken antwoorden
- Tekening van opdracht 37.2 inleveren (portfoliomapje)
timer
25:00
Blok 2
Slide 12 - Slide
Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen jouw instructie hebben begrepen d.m.v. een begeleide oefening.
Zet de volgende woorden op alfabetische volgorde:
project - brugklas - tussenuur
piek - pijl - pil
Even oefenen
Slide 13 - Slide
Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).
Leerdoel gehaald?
Hieronder staan vijf zinnen. In welke zinnen is de betekenis van het onderstreepte woord op de juiste manier gebruikt?
A. Op straat stond een kenmerkvoor noodgevallen.
B. Welke maatregelheb je liever: pasta of aardappelen?
C. Bij deze functiehoort ook het serveren van koffie en thee.
D. Op school werd een nieuwe auteuringevoerd: niemand mocht meer een
mobiel bij zich hebben.
E. Ik moet mijn verhaal nog even aanpassenzodat het klopt.
Slide 14 - Slide
Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen het leerdoel van de les hebben behaald.
l
Evaluatie
Slide 15 - Slide
Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen het leerdoel van de les hebben behaald.
l
Huiswerk
Huiswerk - Over taal blok 2
Opdracht 34, 35, 36, 37 moeten af zijn.
Inleveren opdracht 37.2 (= tekening)
Volgende les - Over taal blok 2
zoekwoorden (woordenboek)
voor- en achtervoegsels
Slide 16 - Slide
Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen het leerdoel van de les hebben behaald.