This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.
Oefening (woorden met achtervoegsels)
In de volgende dia's moet je een woord opschrijven dat past bij de omschrijving. Dit is een woord met een achtervoegsel.
Bijvoorbeeld: te drinken - drinkbaar
Oefening
woorden maken
In de volgende dia's moet je zoveel mogelijk woorden opschrijven door een voor- of achtervoegsel toe te voegen.
Bijvoorbeeld: beleefd
- onbeleefd - onbeleefdheid - beleefdheid -