§ 4.2 Wat levert het op?

Startopdracht les
1. Zet je tas op de grond.
2. Pak je  boek + pen en rekenmachine. 
3. De rest van tafel.
4. Wacht rustig tot dat we starten.
1 / 47
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Startopdracht les
1. Zet je tas op de grond.
2. Pak je  boek + pen en rekenmachine. 
3. De rest van tafel.
4. Wacht rustig tot dat we starten.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
1.  Welkom woordje
2. Terugblik - vragenronde 4.1 
4. Uitleg start hoofdstuk 4 paragraaf 4.2  - ondernemer, productiefactoren en investeren.
5. Aan de slag met opdrachten paragraaf 2 - 19 tm 25
5. Afsluiting

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
1. Ik weet wat ik de volgende lessen kan verwachten.
2. Ik kan de begrippen ondernemer, investeren en productiefactoren in eigen woorden uitleggen.
3. Ik weet wat het huiswerk is.
4. Ik weet wat ik moet doen als ik vragen heb.
5. Ik weet in welke klasgroep ik zit en heb dit tijdens de les ervaren.

Slide 3 - Slide


§ 4.2 Wat levert het op?

Slide 4 - Slide

doelen

Je weet wat een ondernemer is.
Je kent de drie productiefactoren.
Je weet wat concurrenten zijn.
Je kunt winst berekenen.
Je weet wat verlies is.
Kader Je kunt uitleggen wat investeren is.
Je hebt paragraaf 4.2 goed begrepen.

Slide 5 - Slide

Lesdoelen
In deze les leer je:
  • Hoe je ondernemer wordt
  • Welke productiefactoren er zijn
  • Waarom investeren nodig is
  • Wat concurrenten zijn
  • Hoe je winst of verlies berekent

Slide 6 - Slide

Inloggen in Lessonup
        Lesson up                                                 Google Classroom





PAK JE LAPTOP ERBIJ :)

Slide 7 - Slide

Wat weet je nog van:
§ 4.1 Hoe maak je dat?

Slide 8 - Mind map

Wat betekend produceren?

Slide 9 - Open question

Wat doet het laatste bedrijf in de bedrijfskolom?

Slide 10 - Open question

Wat is toegevoegde waarde?

Slide 11 - Open question

Noem 3 voorbeelden van productiekosten

Slide 12 - Open question

Wat is de formule van de kostprijs per product berekenen?

Slide 13 - Open question

Noem de 3 productiesectoren

Slide 14 - Open question

Uitleg (theorie)
§ 4.2 Wat levert het op?

Slide 15 - Slide

Ondernemer
Een ondernemer is iemand die met een eigen bedrijf zijn inkomen verdient.
Sommige ondernemers werken in hun eentje. Andere hebben personeel in dienst.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Productiefactoren
  • Kapitaal
  • Arbeid
  • Natuur
  • Ondernemerschap
Kapitaal:
alle kapitaalgoederen waarin je geld investeert en die je langere tijd bij de productie gebruikt, zoals machines, gebouwen en voertuigen.
Arbeid:
de lichamelijke en geestelijke inspanningen die de mensen bij de productie leveren
Natuur:
Alles wat de natuur levert. Bijvoorbeeld de grond zelf, grondstoffen, aardolie en aardgas
Ondernemerschap:
de activiteiten van de ondernemer, die het productieproces organiseert en leidt.

Slide 18 - Slide

Vergoeding voor de productiefactoren
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
huur, rente
loon
pacht
winst

Slide 19 - Slide

Investeren
Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen heet investeren.
Een ondernemer investeert om meer, beter of goedkoper te kunnen produceren.

Slide 20 - Slide

Maken paragraaf 2
timer
20:00
Wat ga je doen
Maken paragraaf 2
blz 143/144 /145
opdr 19 t/m 25
Hoe ga je dit maken?
Alleen werken.
10 min stilte WERKEN
Daarna mag je praten maar fluisterend

Vragen? steek je vinger op!
Ben je klaar? 
Werk laten controleren. 
antwoorden vooraan in het lokaal 
LET OP! 
Het stoplicht.

Slide 21 - Slide

Afsluiting

Slide 22 - Slide

Eindopdracht les
1. Wacht met opruimen tot dat de docent het zegt.
2.Schuif bij het verlaten van het lokaal je stoel aan. 
3. Pak je telefoon pas als je het lokaal verlaat.
4. Verlaat het lokaal rustig.

Slide 23 - Slide

Startopdracht les
1. Zet je tas op de grond.
2. Pak je  boek + pen en rekenmachine. 
3. De rest van tafel.
4. Wacht rustig tot dat we starten.

Slide 24 - Slide

Wat gaan we doen?
1.  Welkom woordje
2. Terugblik - vragenronde 4.2 (nakijken 19 t/m 25)
4. Uitleg start hoofdstuk 4 paragraaf 4.2  - winst en verlies berekenen, concurrentie.
5. Aan de slag met opdrachten paragraaf 2 - afmaken
5. Afsluiting

Slide 25 - Slide

Lesdoelen
1. Ik weet wat ik de volgende lessen kan verwachten.
2. Ik kan de begrippen winst en verlies en concurrentie uitleggen + berekenen.
3. Ik weet wat het huiswerk is.
4. Ik weet wat ik moet doen als ik vragen heb.
5. Ik weet in welke klasgroep ik zit en heb dit tijdens de les ervaren.

Slide 26 - Slide

Inloggen in Lessonup
        Lesson up                                                 Google Classroom

Slide 27 - Slide


§ 4.2 Wat levert het op?

Slide 28 - Slide

doelen

Je weet wat een ondernemer is.
Je kent de drie productiefactoren.
Je weet wat concurrenten zijn.
Je kunt winst berekenen.
Je weet wat verlies is.
Kader Je kunt uitleggen wat investeren is.
Je hebt paragraaf 4.2 goed begrepen.

Slide 29 - Slide

Lesdoelen
In deze les leer je:
  • Wat concurrenten zijn
  • Hoe je winst of verlies berekent

Slide 30 - Slide

Concurrenten
Er zijn meer bedrijven die dezelfde soort producten maken of dezelfde diensten leveren. Die bedrijven zijn elkaars concurrenten.

Slide 31 - Slide

Winst of verlies?
Als ondernemer ontvang je geld door goederen of diensten te verkopen. Dat is je opbrengst. Dat geld gebruik je om alle kosten te betalen. Wat overblijft is de winst.
Soms zijn de kosten meer dan de opbrengsten. Dan heb je verlies.
Als een bedrijf lange tijd verlies lijdt en de schulden niet meer kan betalen, gaat het failliet.

Slide 32 - Slide

Rekenen
§ 4.2 Wat levert het op?

Slide 33 - Slide

Winst berekenen
Winst = opbrengsten – kosten

Voorbeeld
Sem heeft voor € 275 aan frisdrank verkocht. De kosten waren in totaal € 165. Zijn winst is:
€ 275 – € 165 = € 110

Slide 34 - Slide

Als Gijs aan het eind van de avond de kassa van zijn restaurant opmaakt, blijkt de opbrengst € 4.300 te zijn. De kosten bedroegen diezelfde avond € 2.440.

Slide 35 - Open question

Wat hebben we geleerd?

Slide 36 - Slide

Ik weet welke productiefactoren er zijn
Ja
Nee
Ik wil hier meer over weten

Slide 37 - Poll

Ik weet waarom investeren nodig is

Ja
Nee
Ik wil hier meer over weten

Slide 38 - Poll

Ik weet wat concurrenten zijn

Ja
Nee
Ik wil hier meer over weten

Slide 39 - Poll

Ik weet hoe je winst of verlies berekent
Ja
Nee
Ik wil hier meer over weten

Slide 40 - Poll

Maken paragraaf 1
timer
20:00
Wat ga je doen
Maken paragraaf 2
blz 
opdr 26 t/m 34
Hoe ga je dit maken?
Alleen werken.
10 min stilte WERKEN
Daarna mag je praten maar fluisterend

Vragen? steek je vinger op!
Ben je klaar? 
Werk laten controleren. 
antwoorden vooraan in het lokaal 
LET OP! 
Het stoplicht.

Slide 41 - Slide

Afsluiting

Slide 42 - Slide

Eindopdracht les
1. Wacht met opruimen tot dat de docent het zegt.
2.Schuif bij het verlaten van het lokaal je stoel aan. 
3. Pak je telefoon pas als je het lokaal verlaat.
4. Verlaat het lokaal rustig.

Slide 43 - Slide

Aan de slag!
1. Opgaven in het portaal maken

Slide 44 - Slide

Extra uitleg

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Video

Slide 47 - Video