KDZA Theorie les 1. Over de mogelijke oorzaken en complicaties van stoornissen.

KDZA theorie les 1 
Theorie over de mogelijke oorzaken en complicaties van stoornissen. 
1 / 49
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2-4

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

KDZA theorie les 1 
Theorie over de mogelijke oorzaken en complicaties van stoornissen. 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leeropbrengst: 
Je beheerst de basiskennis t.a.v. de volgende onderwerpen.  

  • Ventilatie, diffusie en perfusie ( gasuitwisseling) 
  • Coronaire doorbloeding
  • De regulering van water, mineralen en zuurgraad
  • De uitscheiding ( nieren) 

Aan de hand van filmpjes en vragen  verdiep je jezelf in de basiskennis. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Ademhaling. 
Onmisbare en vitale functie om te overleven. Voor het leveren van energie is er aanvoer van zuurstof nodig en afvoer van kooldioxide. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Welke lichaamsfunctie kunnen er niet goed werken t.a.v. de ademhaling als het niet goed gaat met jouw zorgvrager?
A
Het hart, de ademprikkel, ademarbeid , en de gaswisseling
B
De vitale functies.
C
De luchtwegen, de ademprikkel, ademarbeid , gaswisseling en pulmonale doorbloeding.

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Problemen in de luchtwegen. 
Hoge luchtwegen: denk hierbij aan slikreflex, verslikking, obstructie luchtweg. 
Lage luchtwegen: denk hierbij aan een luchtweginfectie/pneumonie. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat zou er kunnen zijn als er problemen zijn met de ademprikkel?
A
Cerebraal Vasculair Accident.
B
Hartstilstand.
C
Dyspnoe

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Problemen bij ademarbeid
  • kort van adem zijn: is dit tijdens inspanning of na inspanning? Kort van adem betekend, snellere oppervlakkige ademhaling. Waardoor de opname van zuurstof en de afgifte van koolmonoxide uit balans raakt. Dit kan veroorzaakt worden door: 

  • Astma/ COPD
  • Obesitas
  • Slechte lichamelijke conditie ( kan ook door ziekte veroorzaakt worden)  
  • Anemie

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Gasuitwisseling
Er zijn drie processen van essentieel belang bij het overbrengen van zuurstof uit de buitenlucht naar het bloed dat door de longen stroomt: 
ventilatie, diffusie en perfusie.

Slide 8 - Slide

Ventilatie: het proces waarbij lucht de longen in- en uitstroomt.
Diffusie: de spontane verplaatsing van gassen (er komt geen energie of lichamelijke inspanning aan te pas) tussen de longblaasjes en het bloed in de haarvaten.
Perfusie: de activiteit waarbij het cardiovasculaire systeem bloed door de longen pompt. 
6

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Ademhalen
Uitwisselen van zuurstof en koolmonoxide
Bloedcirculatie
Diffusie
Perfusie
Ventilatie

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Een meting van de saturatiewaarde zegt iets over...
A
De roodheid van je bloed.
B
Hoeveel procent van de hemoglobine is verzadigd met zuurstofzuurstof aan zich heeft verbonden.
C
Hoeveel procent van de hemoglobine zuurstof aan zich heeft gebonden.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Voorbeelden van functiestoornissen met betrekking tot gaswisseling. 
  • Ontstekingsproces: denk aan pneumonie. Als er veel ontstekingsvocht op de alveoli zit, kan dit diffusie in de weg staan. 
  • Cardiaal oedeem: denk aan Astma Cardiale bij hartfalen. De longen worden gestuwd, er ontstaat longoedeem. 
  • Afgenomen diffusieoppervlak: denk aan een tumor of een klaplong. 

Marc Bakker. (2017). Proactive Nursing: klinische problematiek inzichtelijk. Observeren, analyseren en communiceren ( 2e druk). Boom. 


 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Pulmonale doorbloeding
Denk hierbij aan de bloeddruk in de vaten van de longen. Je hebt de arteriën en de venen. 

Bijv.  Als de druk te hoog is, kan er pulmonale hypertensie ontstaan in de arteriën of de venen. 
De rechterkant van je hart heeft hierdoor moeite om het bloed naar de longen te pompen, met als gevolg dat de rechterkant van het hart groter wordt en minder goed kan pompen. 

Het is een zeldzame longaandoening die irreversibel is. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Coronaire circulatie

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

3

Slide 15 - Video

This item has no instructions

00:24
Welke 2 arteriën lopen richting het hart?
A
B
C
De kransslagaders

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

02:12
Wat is de functie van de sinusknoop?
A
Het afremmen van de elektrische prikkel
B
Zorgt voor geleiding.
C
Dit is een langgerekt groepje cellen in het plafond van de rechterboezem, waar de elektrische prikkel begint.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

02:41
Wat is de Latijnse benaming van de aders van het hart?
A
Vena cava superior
B
Vene superior
C
Vene core
D
Vene cardiacae

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

00:05
Wat is de reden dat we ademen?
A
Om zuurstof in ons lichaam te krijgen en H2o uit te ademen.
B
Om koolstofdioxide in ons lichaam te krijgen en zuurstof uit te ademen.
C
Om zuurstof in ons lichaam te krijgen en koolstofdioxide uit te ademen.
D
Om H2o in ons lichaam te krijgen en Co2 uit te ademen.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

01:09
Wat is metabolisme?
A
Cel opbouw
B
Stofwisseling.
C
Cel afbraak
D
Energie opwekken

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

01:28
Wat zijn alveoli?
A
Longvlies
B
Longblaasjes
C
Luchtpijp
D
Longkwab

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

03:10
Wat is de functie van de capillairen?
A
Zij functioneren als de plaats voor uitwisseling van zuurstof en koolmonoxide tussen het bloed en de weefsels.
B
Zij zorgen voor de aanmaak van hemoglobine.
C
Zij zorgen voor de afbraak van hemoglobine.
D
Zij functioneren als de plaats voor uitwisseling van voedingsstoffen en afvalstoffen tussen het bloed en de weefsels.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

03:22
Diffusie is...

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

04:42
In welke acute en/of onvoorziene situatie zou er sprake kunnen zijn van een zuurstoftekort?
A
Een zorgvrager met een pneumonie en bekend met COPD.
B
Een zorgvrager met een steekwond en bloeding.
C
Een zorgvrager met een obstructie van de luchtwegen.
D
alle antwoorden zijn juist.

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

De Coronairarterien:

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Coronaire hartziekten 
Coronaire hartziekten: Ischemische hartziekten
  • Vernauwing van coronair arteriën (chronische vorm)
  • Chronische vorm: Angina Pectoris (pijn op de borst
  • Hartfalen

  • Acute vorm: 
  • Afsluiting van coronair arteriën 
  • Myocardinfarct (hartinfarct
  • Hypovolemische shock: tekort aan volume in de bloedbaan door bijv. uitdroging. 
  • Circulatiestilstand: geen pulsaties, geen cardiac output, bewusteloosheid, geen weefselperfusie ( grauwwitte huidskleur) 

Slide 26 - Slide

Wat was ischaemie ook alweer?

Wat zijn de coronair arteriën?
Urogenitale functies
Bestaande uit....

1. Vochtinname
2. Osmolariteit
3. Totaal watermassa
4. Nierfuncties. 
5. Mictie. 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

1. vochtinname

Afhankelijk van: 

  • Bewustzijn van de zorgvrager. 
  • Mobiliteit van de zorgvrager/ 
  • Dorstgevoel: lichamelijk reactie op te weinig vocht. Wordt gereguleerd door de hypothalamus. 
  • Slikreflex. 
Vb. van functiestoornissen mbt vochtinname. 


1. Overvulling. Bijv. het toedienen van infuusvloeistof, veel vocht in de circulatie binnen een korte tijd buiten het maag-darmkanaal. 
2. Hyponatriemie > veroorzaakt een verminderde dorstprikkel. 
3. Psychische problemen; door bijv.  verdriet, angst, spanning, verwardheid, depressie, alcohol abuses. 
4. te ziek om te drinken. 
5. Vochtbeperking bij hartfalen of nierfalen. 
6. Therapieontrouw bijv. bij vochtbeperking hart-nierfalen. 
 




Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wat is hyponatriemie
A
Te hoog natriumgehalte in je bloed
B
Te laag natriumgehalte in je bloed.

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

2. osmolariteit. 
Wanneer een oplosbare stof wordt toegevoegd aan water neemt de concentratie van water af. 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

Diffusie
Osmose
Natuur wil overal dezelfde concentratie
Water gaat naar geconcentreerde stoffen
Deeltjes gaan van een plek met hoge concentratie naar plek met lage concentratie
Als er geen scheidingswand is of een permeabele wand
Als een wand de deeltjes verplaatsing tegenhoudt zal water naar de andere kant gaan.
Zoals suiker in je thee oplost.

Slide 32 - Drag question

This item has no instructions

Wat bedoelen we met Isotoon?
A
De balans tussen water en de stoffen buiten de cel is niet in balans.
B
Er komt weinig water bij in de cel en er komt weinig water uit de cel.

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat bedoelen we met hypertoon?
A
De cellen raken door overvulling beschadigd, dit kan voor komen bij diureticagebruik of overmatig zweten.
B
Volume neemt toe in de bloedbaan, de nieren gaan overtollig vocht uitscheiden, met ernstige dehydratie als gevolg.

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat bedoelen we met hypotoon?
A
De cellen raken door overvulling beschadigd, dit kan voor komen bij diureticagebruik of overmatig zweten.
B
Volume neemt toe in de bloedbaan, de nieren gaan overtollig vocht uitscheiden, met ernstige dehydratie als gevolg.

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Voorbeelden van functiestoornissen mbt osmolaritiet. 








Lymfe oedeem. 
Vanuit de gezamelijke capillaire bloedvaten van het lichaam wordt er 20 liter vocht buiten de cellen van het weefsel gefiltreerd. Daartegenover staat een resorptie van 18 liter per dag. De lymfe nemen de overgebleven 2 liter op en dit wordt in de veneuze circulatie terug gebracht. Als er sprake is van  hypertone omgeving zal het vocht zich ophopen en ontstaat er oedeem.


Brandwonden
Een voorbeeld van hypo-osmolair plasma. De vochtverplaatsing is niet meer mogelijk ivm beschadiging van de cel, gevolg shock. 

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Totaal watermassa. 
Water is in het lichaam een belangrijk transportmiddel. zoals: 

  •  bouwstoffen ( aminozuren en elektrolyten) 
  • brandstoffen ( glucose en vetzuren) 
  • afvalstoffen ( ureum en CO2)
  • warmte

Water geeft ook volume en vorm aan de organen en weefsels en is ook een schokdemper voor weefsels. 

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Uit hoeveel procent water bestaat het lichaam van een oudere?
A
75%
B
60%
C
50% of minder

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je de wand in de cel die water doorlatend is?
A
Semipermeabele wand
B
Semiveneuze wand
C
Semiperfusiewand

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Slide 40 - Video

This item has no instructions

Voorbeelden functiestoornissen van de totale watermassa. 
Te grote watermassa, overvulling:  
  • Hartfalen. 
  • Nierfalen. 
  • Ascitesvocht in de buikholte. 

Te weinig water, ondervulling: 
  • Dehydratie met als gevolg intra cellulair vochttekort. Er kan bijv. hersenoedeem ontstaan. 
  • Let op: ouderen verliezen sneller en meer vocht dan jongeren, omdat de huid dunner is. 

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

De nieren.
Functie van de nieren:

Filter van bloed
--> Uitscheiden van afvalstoffen en overtollig water

Water en zout huishouding
--->  Bloeddruk reguleren

Zuurgraad reguleren

Mineraal huishouding

Epo aanmaak (Rode bloedcel)



Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Vervolg functie nieren:
- Afvalverwerking: verwijderen afvalstoffen( bijv. UREUM-> afbraakproduct van eiwitten) , zouten en teveel water uit het bloed.

- Vochtregulatie : bij warm weer, wanneer we flink zweten, minder vocht via de urine afgescheiden dan bij koud weer.

- Bloeddruk : evenwicht tussen water en zouten in je lichaam. 
  Hoe minder vocht uit je lichaam-> hoe meer vocht in je bloed-> hoe hoger de bloeddruk


Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Positie nieren
Dwarsdoorsnede nieren

Slide 44 - Slide

Achter boven in de buikholte re lager door de lever
Retroperitoneaal
Beschermd aan de bovenkant door ribben, liggen in vet, perirenale vet
1=nierkapsel
2=nierbekken
8=nierschors daarin liggen de nierlichaampjes, kluwentje vaten
  • Taken van de nieren: handhaven van de juiste hoeveelheid vocht in de bloedsomloop, dit heeft dus invloed op het circulerend volume!
  • handhaven van de juiste hoeveelheid elektrolyten en mineralen in het plasma en het lichaam
  • handhaven van de juiste zuurgraad in het plasma    
  • uitscheiden van schadelijke stoffen
  • handhaven van de bloeddruk
  • produceren van de hormonen, erythropoitine en renine

Slide 45 - Video

This item has no instructions

Nycturie
Pollakisurie
Polyurie
Oligurie
Anurie
Verhoogde urineproductie van meer dan 3 liter per dag. Past bij diuretica en diabetes mellitus
S'nachts wakker worden om te plassen. past bij hartfalen en prostaatproblemen
Urineproductie van minder dan 100ml/24 uur. Treed op bij shock en acute nierinsufficiëntie 
Verminderde urineproductie (minder dan 500 ml/24uur. kan voorbode zijn van nierproblemen maar ook tekort aan vocht.
Toenemen van de frequentie van de mictie terwijl de totale hoeveelheid urine niet toeneemt. Past bij cystitis

Slide 46 - Drag question

This item has no instructions

Mictie. 
De mictie is de urinelozing. 

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden van functiestoornissen mbt mictie.

Pijnlijke mictie. 

Infectie. 
Stenen

Bemoeilijkte mictie. 

Blaasstenen. 
Blaastumor
Blaasontsteking

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Je hebt de theorie doorgenomen. Waar heb je nog vragen over?
Ventilatie, diffusie en perfusie
Coronaire doorbloeding
De regulering van water, mineralen en zuurgraad
De uitscheiding ( nieren)

Slide 49 - Poll

This item has no instructions