KDZA. Bijeenkomst 4. Klinisch redeneren ventilatie/diffusie/perfusie/coronaire doorbloeding/regulering water, mineralen en PH/Nieren.

1 / 19
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3,4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

KDZA. Bijeenkomst 4. 
Klinisch redeneren a.h.v. casus  ventilatie/diffusie/perfusie/coronaire doorbloeding/regulering water, mineralen en PH/Nieren.

Slide 2 - Slide

Inhoud les. 
1. Kennisvragen n.a.v. de theorie. 
2. In groepen aan de slag met een casus. 

Slide 3 - Slide

Kennisvragen. 

12 vragen over de theorie die jullie hebben doorgenomen! 

Slide 4 - Slide

Als er een zorgvrager zich verslikt spreken we van een probleem in:
A
De lage luchtwegen
B
De Hoge luchtwegen,

Slide 5 - Quiz

Gastransport vindt plaats in het kleinste gedeelte van de longen, namelijk de.....
2 antwoorden zijn juist
A
trachea
B
alveoli
C
bronchiolie
D
corpus alienum

Slide 6 - Quiz

Zuurstof gaat vanuit het longblaasje in het bloedvat dit gebeurt door:
A
actief transport
B
plasmolyse
C
osmose
D
diffussie

Slide 7 - Quiz


A
Hier is sprake van een ontstekingsproces
B
Hier is sprake van een harttamponade.
C
Hier is sprake van longoedeem.
D
Hier is sprake van Astma Cardiale

Slide 8 - Quiz

Welke symptomen horen bij welk coronair lijden???? 
Myocardinfarct
hypovolemische shock
circulatiestilstand
Arm voelt zwaar aan, misselijk, klam en zweterig, pijn op de borst. 
Weinig urineproductie, zwakke pols, angst, verlies van bewustzijn, melena.
pupilafwijking, ademhalingsstilstand, bleekgrauwe kleur. 

Slide 9 - Drag question

Wanneer een zorgvrager een hoge RR heeft, oedeem en benauwd is kan er sprake zijn van:
A
Hyponatriemie
B
Hypervolemie

Slide 10 - Quiz

Wat is de term voor een levensbedreigende vorm van oedeem waarbij vochtophoping is in de alveoli en diffussie wordt belemmerd?
A
Longoedeem
B
Veneus oedeem
C
Lymfoedeem

Slide 11 - Quiz

Is de omgeving isotoon, hypertoon of hypotoon
Hypertoon
Hypotoon.
Isotoon

Slide 12 - Drag question

bij nierfalen zien we onder andere een ........ van het ureumgehalte in het bloed
A
verhoging
B
verlaging

Slide 13 - Quiz

Nierfalen is hetzelfde als nierinsufficiëntie

A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Anurie = urineproductie van minder dan 100ml/24 uur. Wanneer kan dit optreden?
A
Treed op bij chronische obstructie van de urinewegen.
B
Treed bijv. op bij shock en acute nierinsufficiëntie

Slide 15 - Quiz

Wanneer een zorgvrager een verminderde urineproductie van 200 ml/24 uur. Hoe noem je dit dan?
A
Oligurie
B
Polyurie
C
Anurie

Slide 16 - Quiz

Vragen t.a.v. de theorie?

Slide 17 - Mind map

Opdracht. 
Casus. 
30 minuten in groepen klinisch redeneren. 
De casus is te vinden in de chat - algemeen. 
Succes! 
Na 30 minuten korte nabespreking van de casus. 

Slide 18 - Slide

Voorbereiding volgende bijeenkomst 

Slide 19 - Slide