quiz over gramm en spelling H2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 3

Even een quiz over zinsontleden en spelling H2.

Noteer het zinsdeel en vertel wat je er nog van weet:
pv - ond - wwg - lv - mv - bwb

De fantastische zwemmer zwom de wedstrijd in het Olympisch stadion.
- Benoem 'de fantastische zwemmer'.

De fantastische zwemmer zwom de wedstrijd in het Olympisch stadion.
- Benoem 'in het Olympisch stadion'

In het koude noodgebouw hangen posters over godsdienst.
- Benoem 'posters over godsdienst'

In het koude noodgebouw hangen posters over godsdienst.
- Benoem 'in het koude noodgebouw'

Wie heeft die trap gemaakt?
- Benoem wwg

Wie heeft die trap gemaakt?
- Benoem het woordje 'wie'

Wanneer geef je dat heerlijke chocolaatje aan mevrouw Wieling?
- Benoem het woordje 'wanneer'

Wanneer geef je dat heerlijke chocolaatje aan mevrouw Wieling?
- Benoem het woordje 'aan mevrouw Wieling'

Op 3 december heeft Sinterklaas de leerlingen van de Ulbe van Houten begroet.
- Benoem het wwg

Op 3 december heeft Sinterklaas de leerlingen van de Ulbe van Houten begroet.
- Benoem het lv

Wat is het meervoud van bacterie?

1. bacterieën
2. bacteriën

Wat is het meervoud van hobby?

1. hobbys
2. hobby's
3. hobbies

wat is het meervoud van tosti?

1. tosti's
2. tosties
3. tostis

Wat is het meervoud van relatie?

1. relatie's
2. relaties

Wat is het meervoud van melodie?

1. melodieën
2. melodies
3. melodiën

Waarom heb je me niks (vertellen)?

1. verteld
2. vertelt

Over een week (behalen) hij vast zijn diploma.

1. behaalt
2. behaald

Als je de vraag (herhalen), kan ik antwoord geven.

1. herhaald
2. herhaalt

Ik denk dat hij het boek heeft(vertalen).

1. vertaalt
2. vertaald

Wie heeft nog een vraag?