What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Zinsvolgorde
Zinsvolgorde
Basis
1 / 18
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
18 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Zinsvolgorde
Basis
Slide 1 - Slide
Volgorde Basis
1-2-3
Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar
Slide 2 - Slide
Het onderwerp= WIE/WAT
Dat kan zijn :
een mens....bijvoorbeeld de juf
een dier.....bijvoorbeeld de kat
een ding......bijvoorbeeld het kopje koffie
Het onderwerp = WIE/WAT
Slide 3 - Slide
De persoonsvorm=WERKWOORD
De persoonsvorm is het werkwoord (DOE-woord) dat bij het onderwerp hoort
De persoonsvorm kun je vervoegen (in de goede vorm zetten) zodat het bij het onderwerp past
De persoonsvorm is een werkwoord
Slide 4 - Slide
Hoe herken je ze?
persoonsvorm en onderwerp zijn
getrouwd
en staan in een hoofdzin altijd naast elkaar!
Als je het onderwerp zoekt stel dan de vraag :
wie/wat + werkwoord?
(antwoord op vraag is het onderwerp)
Als je de persoonsvorm zoekt verander het onderwerp dan van
enkelvoud naar meervoud
of andersom
Slide 5 - Slide
Voorbeeld onderwerp zoeken
De juf gaat morgen met de bus naar school
WIE GAAT ? --> antwoord :
de juf
Morgen bakt mijn oma een taart
WIE BAKT? --> antwoord :
mijn oma
De examens liggen op het bureau
WAT LIGT? --> antwoord :
de examens
Slide 6 - Slide
Voorbeeld persoonsvorm(werkwoord) zoeken
De examen
s
liggen op het bureau.
Het examen
ligt
op het bureau.
Het woord dat mee verandert is de persoonsvorm!
Het kind wil vandaag gaan zwemmen.
De kinder
en
willen
vandaag gaan zwemmen.
Slide 7 - Slide
Nu jullie !
Zoek de persoonsvorm (het werkwoord) en het onderwerp (wie/wat) in de volgende zinnen
Slide 8 - Slide
Wat is de persoonsvorm/werkwoord?
Wij hebben op school een kantine.
A
Kantine
B
School
C
Wij
D
Hebben
Slide 9 - Quiz
Wat is de persoonsvorm/werkwoord?
Het pakje wordt vandaag verstuurd.
A
wordt
B
vandaag
C
het pakje
D
verstuurd
Slide 10 - Quiz
Wat is het onderwerp/wie of wat?
De pizza van Bas ligt in de oven.
.
A
De pizza
B
Bas
C
De oven
D
Ligt
Slide 11 - Quiz
Wat is het onderwerp/wie of wat?
De kapper knipt de haren van Anna.
.
.
A
Anna
B
Knipt
C
Haren
D
De kapper
Slide 12 - Quiz
WAAR
WANNEER
DOET
WAT/HOE
WIE
1
2
3
4
5
Slide 13 - Drag question
Volgorde in kleur
1 2 3 3 3
Slide 14 - Slide
morgen
Aziza
autorijles
heeft
in Bergen op Zoom
1
2
3
4
5
Slide 15 - Drag question
met de boot
komt
Sinterklaas
over 2 maanden
Naar Nederland
1
2
3
4
5
Slide 16 - Drag question
Nu weet je het:
maak zelf een goede zin!
Slide 17 - Open question
straks
De juf
koffie drinken
gaat
in de kantine
1
2
3
4
5
Slide 18 - Drag question
More lessons like this
Zinsdelen en zinsopbouw
January 2022
- Lesson with
25 slides
by
Kidsweek in de Klas
Taal
Basisschool
Groep 7,8
Kidsweek in de Klas
T2L9: Supertalenten
February 2023
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Woordvolgorde
June 2022
- Lesson with
24 slides
English
Tertiary Education
g04- woordvolgorde
November 2021
- Lesson with
11 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
werkwoorden
April 2023
- Lesson with
16 slides
zinnen maken
January 2022
- Lesson with
18 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Zinsontleden
April 2022
- Lesson with
30 slides
English
Tertiary Education
werkwoordspelling
November 2024
- Lesson with
34 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1