Pak je spullen erbij: laptop (dicht), etui en schrift
Oortjes uit en in de tas
Nederlands havo 4
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 18 slides, with text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom H4E!
Ga zitten volgens de plattegrond.
Pak je spullen erbij: laptop (dicht), etui en schrift
Oortjes uit en in de tas
Nederlands havo 4
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Deze les
Dagen van gras
Terugblik werkwoordspelling
Hoofdletters en leestekens
Opdrachten maken
Evt. leesautobiografie afmaken
Slide 3 - Slide
Dagen van gras
Boek 1
Te vinden op onlinebibliotheek.nl
of
Leen het papieren boek in de mediatheek
Slide 4 - Slide
Spelling
Ik kan werkwoorden correct spellen.
Ik weet de regels van hoofdletters en leestekens.
Ik kan hoofdletters en leestekens op de juiste manier gebruiken.
Slide 5 - Slide
Terugblik
Vervoeg de werkwoorden op de juiste manier.
Had je niet door dat Jim zojuist ... (inspelen) op je onzekerheid en dat hij je maar wat op de mouw ... (spelden)?
India ... (fabriceren) tegenwoordig een breed scala aan producten en ... (exporteren) ze vervolgens naar westerse landen.
Het ... (bedreigen) administratiekantoor ... (deleten) morgenochtend, voordat de inspecteurs arriveren, alle ... (belasten) bestanden over de ... (plegen) fraude.
Slide 6 - Slide
Persoonsvorm > T.T.
> V.T.
Geen persoonsvorm > voltooid deelwoord ('t Kofschip)
> bijvoeglijk naamwoord(zo kort mogelijk)
> onvoltooid deelwoord ( hele ww + -d)
> gebiedende wijs (ik-vorm)
> infinitief (hele ww)
1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm
2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Sterke werkwoorden: veranderen van klank
Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)
Slide 7 - Slide
Hoofdletters
Hoofdletters en leestekens maken een tekst beter leesbaar.
Slide 8 - Slide
Hoofdletters
Je gebruikt hoofdletters:
aan het begin van een zin;
bij persoonsnamen (let op: Hans van der Zande; H. van der Zande; de heer Van der Zande; Els van der Zande-de Laat)
bij namen van verenigingen, instellingen, bedrijven en diensten:
bij (afleidingen van) aardrijkskundige namen, bij namen van merken, historische gebeurtenissen, straten, hemellichamen, gebouwen, feestdagen en bij titels van boeken en films:
Slide 9 - Slide
Hoofdletters
Je gebruikt een kleine letter bij namen van:
soorten: een stukje camembert
historische periodes: de middeleeuwen
afleidingen van feestdagen: kerstvakantie
maanden, dagen, seizoenen en windstreken
religies en afleidingen ervan: islam, gereformeerden
Slide 10 - Slide
Leestekens
Hoofdletters en leestekens maken een tekst overzichtelijker.
Zo gebruik je de leestekens:
punt
aan het eind van een mededelende zin;
bij afkortingen: etc.
Slide 11 - Slide
Leestekens
vraagteken
na een vraag
uitroepteken
aan het eind van een zin met een bevel of uitroep
Slide 12 - Slide
Leestekens
komma
voor en na een bijstelling:
tussen twee persoonsvormen:
tussen de onderdelen van opsommingen, maar niet voor ‘en’
(in lange zinnen) voor een voegwoord waarmee de bijzin begint:
Slide 13 - Slide
Leestekens
puntkomma (betekent 'en'):
tussen zinnen die sterk met elkaar samenhangen;
tussen delen van opsommingen, zeker als het om zinnen gaat.
dubbele punt
om een opsomming aan te kondigen;
om een verklaring aan te kondigen;
om de directe rede aan te kondigen.
Slide 14 - Slide
Leestekens
aanhalingstekens
bij een citaat;
bij een directe rede;
om aan te geven dat een woord een andere betekenis heeft dan normaal, bijvoorbeeld bij ironie/sarcasme;
als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis.
Slide 15 - Slide
Leestekens
haakjes
informatie die je geeft als toelichting, uitleg of voorbeeld, plaats je tussen ronde haakjes