This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Vind de persoonsvorm!
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het einde van de les kun je de persoonsvorm vinden.
Slide 2 - Slide
Dit is het leerdoel van de les, zorg ervoor dat dit duidelijk is voor de leerlingen.
Wat weet je al over persoonsvormen?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm is het werkwoord in de zin dat aangeeft wie of wat de handeling uitvoert. Bijvoorbeeld: 'Ik loop naar school.'
Slide 4 - Slide
Leg uit wat de persoonsvorm is en geef een voorbeeldzin.
Waar staat de persoonsvorm?
De persoonsvorm staat meestal vooraan in de zin, maar soms ook achteraan. Bijvoorbeeld: 'Loop ik naar school?'
Slide 5 - Slide
Laat de leerlingen zinnen opschrijven en laat ze de persoonsvorm onderstrepen.
Hoe vind je de persoonsvorm?
Om de persoonsvorm te vinden, kun je de vraag stellen 'Wie/Wat + werkwoord?' Het werkwoord dat hierop volgt, is de persoonsvorm. Bijvoorbeeld: 'Wie loopt er naar school?'
Slide 6 - Slide
Geef de leerlingen een aantal oefenzinnen en laat ze de persoonsvorm vinden.
Persoonsvorm in vragende zinnen
In vragende zinnen staat de persoonsvorm vaak vooraan. Bijvoorbeeld: 'Loop ik naar school?'
Slide 7 - Slide
Leg uit dat de persoonsvorm in vragende zinnen vaak vooraan staat en laat de leerlingen oefenzinnen maken.
Persoonsvorm in gebiedende zinnen
In gebiedende zinnen staat er geen persoonsvorm. Bijvoorbeeld: 'Loop naar school.'
Slide 8 - Slide
Leg uit dat er in gebiedende zinnen geen persoonsvorm staat en geef een aantal voorbeeldzinnen.
Meervoudsvormen
Als het onderwerp van een zin meervoud is, dan verandert de persoonsvorm ook in een meervoudsvorm. Bijvoorbeeld: 'Wij lopen naar school.'
Slide 9 - Slide
Geef een aantal voorbeeldzinnen waarin de persoonsvorm in een meervoudsvorm staat.
Oefening
Maak de volgende zin af: 'Jij ... zo snel als je kunt.'
Slide 10 - Slide
Laat de leerlingen de zin afmaken en de persoonsvorm onderstrepen.
Samenvatting
De persoonsvorm is het werkwoord in de zin dat aangeeft wie of wat de handeling uitvoert. Om de persoonsvorm te vinden, kun je de vraag stellen 'Wie/Wat + werkwoord?' Het werkwoord dat hierop volgt, is de persoonsvorm.
Slide 11 - Slide
Vat de les kort samen en vraag de leerlingen of ze nog vragen hebben.
Onregelmatige werkwoorden
Sommige werkwoorden zijn onregelmatig en hebben geen vaste uitgang voor de persoonsvorm. Bijvoorbeeld: 'Ik ben thuis.'
Slide 12 - Slide
Geef een aantal voorbeeldzinnen van onregelmatige werkwoorden en laat de leerlingen de persoonsvorm vinden.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 13 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 14 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 15 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.