This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
wat weet je al? Voorkennis activeren
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
TIPS voor de stagebegeleider
Slide 15 - Open question
TOPS van de stagebegeleider
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Wat heeft het Johari venster te maken met feedback?
A
Niets
B
Alles
C
Geen idee, ik ken het Johari venster niet
D
Weet ik niet. Ik ken het Johari venster wel, maar zie niet de link
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Video
Feedback geven is....
A
Is een boodschap over de persoonlijkheid of prestaties van de ander
B
Is een boodschap over de persoonlijkheid en gedrag van de ander.
C
Is een boodschap over de gedrag of de prestaties van de ander
D
Is een boodschap over de persoonlijkheid
Slide 22 - Quiz
Regels bij feedback geven
A
Benoem meningen, WIJ- vorm toepassen, geef feedback op de persoon en gedrag, geef feedback achteraf.
B
Benoem feiten., Ik- vorm toepassen, geef feedback op gedrag, feedback geven op het juiste moment.
Slide 23 - Quiz
Feedback is terugkoppeling gebaseerd op iemands gedrag of prestatie. Doel: de ander inzicht te geven in zijn/haar gedrag en ontwikkelpunten. Met kritiek geef je aan dat je iets niet goed vindt, je keurt iets af.
A
Dit klopt niet; Feedback is het zelfde als kritiek
B
Dit klopt
C
Dit klopt gedeeltelijk
Slide 24 - Quiz
Er zijn 3 vormen van feedback, Welke zijn dat?
A
Feedback, Feeddown, feeddeel
B
FeedUP, Feedback, Feedforward
Slide 25 - Quiz
Jonge kinderen zijn niet erg gevoelig voor feedback
A
Alleen voor negatieve feedback
B
Klopt als een bus
C
Jawel, maar met name voor feedback gericht op het proces
D
Iedereen is gevoelig voor feedback
Slide 26 - Quiz
Welke manier van feedback ontvangen hoort er niet bij?
A
Je neemt een open houding aan
B
Je luistert aandachtig
C
Je stelt vragen als je iets niet begrijpt
D
Je benoemt ook wat de ander beter kan doen
Slide 27 - Quiz
Wat is er met name nodig voor een positief effect van feedback?
A
Vertrouwen
B
Geduld
C
Eigenheid
D
Rust
Slide 28 - Quiz
Wat kan je het beste doen als feedback onduidelijk voor je is?
A
Het erbij laten
B
Doorvragen aan die persoon
C
Bespreken met iemand anders
D
Ermee aan de slag gaan
Slide 29 - Quiz
Je hebt feedback op twee niveaus Welke antwoord is juist?
A
Inhouds- en bevestigingsniveau
B
Inhouds- en beoordelingsniveau
C
Inhouds- en betrekkingsniveau
D
Alle antwoorden zijn onjuist.
Slide 30 - Quiz
Lilian geeft Maureen feedback. Lilian vertelt dat ze de handeling niet goed uitvoert, maar ze zegt er niet bij wat Maureen niet goed doet.
Jeroen en Mathijs zijn goede collega's. Jeroen weet dat hij alles tegen Mathijs kan zeggen, zonder dat hij er boos om wordt .
Nanouk is geïrriteerd en roept tegen Kirsten: 'Jij kan er ook helemaal niets van!'.
De manier waarop je feedback geeft
De relatie die je met de andere hebt
De inhoud van de boodschap
Slide 31 - Drag question
Feedback begin je met....
A
jij
B
ik
C
Zij
D
Wij
Slide 32 - Quiz
Bij opbouwende feedback
A
vertel je duidelijk wat je aan het gedrag van de ander veranderd wilt zien
B
vertel je duidelijk wat je waardeert, wat beter kan en waarom
C
koppel je de informatie van de ene persoon aan de andere terug
D
vertel je duidelijk wat de ander verkeerd doet
Slide 33 - Quiz
Zuhal had haar presentatie gehouden over motiverende gesprekstechnieken bij cliënten. In de presentatie was zij erg snel in haar manier van communiceren. De feedback van de docent was: Probeer voor de volgende keer rustiger te spreken. Hierbij is er sprake van:
A
Positieve en negatieve feedback
B
Negatieve feedback
C
Positieve feedback
D
Alle antwoorden zijn onjuist
Slide 34 - Quiz
Regels bij feedback geven
A
Benoem meningen, WIJ- vorm toepassen, geef feedback op de persoon en gedrag, geef feedback achteraf.
B
Benoem feiten., Ik- vorm toepassen, geef feedback op gedrag, feedback geven op het juiste moment.
Slide 35 - Quiz
Iemand afbranden = Iemand persoonlijk aanvallen, een idee compleet de grond inboren, iemand uitschelden, etc. Dit is ook een vorm van feedback geven.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 36 - Quiz
Welke manier van feedback ontvangen hoort er NIET bij?
A
Je neemt een open houding aan
B
Je luistert aandachtig
C
Je stelt vragen als je iets niet begrijpt
D
Je benoemt ook wat de ander beter kan doen
Slide 37 - Quiz
Hoe sta je ervoor met betrekking de loopbaanopdracht - 360 graden feedback?
A
Moet ik nog aan beginnen
B
Ik ben bezig met de formulieren
C
Heb ik al afgerond
D
Ik hoef alleen nog maar de leerdoelen
Slide 38 - Quiz
Er zijn 3 vormen van feedback, Welke zijn dat?
A
Feedback, Feeddown, feeddeel
B
FeedUP, Feedback, Feedforward
Slide 39 - Quiz
Waar gaat evaluatieve feedback over?
A
Over feedback over de evaluatie
B
Over feedback over de evaluatie voor langere periode
C
Over iemands gedrag en prestaties over een korte of langere periode
D
Over methodisch evalueren
Slide 40 - Quiz
Feedback geven is....
A
Is een boodschap over de persoonlijkheid of prestaties van de ander
B
Is een boodschap over de persoonlijkheid en gedrag van de ander.
C
Is een boodschap over de gedrag of de prestaties van de ander
D
Is een boodschap over de persoonlijkheid
Slide 41 - Quiz
Regels bij feedback geven
A
Benoem feiten., Ik- vorm toepassen, geef feedback op de persoonlijkheid en gedrag, geef feedback op het juiste moment.
B
Benoem feiten., Ik- vorm toepassen, geef feedback op gedrag, feedback geven op het juiste moment.
Slide 42 - Quiz
Welke antwoordt is juist?
A
Feedback geef je wanneer jou het beste uitkomt. Je kunt feedback geven over twee tot drie weken.
B
Gebruik de woorden zoals altijd, nooit en/ of overal bij het geven van feedback.
C
Als we kijken naar het betrekkingsniveau dan gaat het over hoe een boodschap opgevat moet worden.
D
Binnen de inhoudsniveau gaat het alleen om de belangen van de feedback gever.
Slide 43 - Quiz
Bij kinderen van acht jaar reageren de hersenen nauwelijks op ... feedback.
A
Positieve
B
Negatieve
Slide 44 - Quiz
Een stagiaire heeft ook een stem en mag dus ook zeggen wat zij wel of niet vindt (feedback krijgen en geven dus).
timer
1:00
A
Ja
B
Nee
Slide 45 - Quiz
Ik kan goed feedback geven en ontvangen.
A
Ik kan goed feedback geven
B
Ik kan feedback goed ontvangen
C
Ik vind het ontvangen van feedback moeilijk
D
Ik vind het geven van feedback moeilijk
Slide 46 - Quiz
Bij kinderen van vijftien jaar reageren de hersenen nauwelijks op ... feedback.
A
Positieve
B
Negatieve
Slide 47 - Quiz
Wat heeft het Johari venster te maken met feedback?
A
Niets
B
Alles
C
Geen idee, ik ken het Johari venster niet
D
Weet ik niet. Ik ken het Johari venster wel, maar zie niet de link