hoofdstuk 6 ecologie populaties

les 3 maart
inleiding, online les 30 minuten
bespreken huiswerk, vragen?
leerdoelen die je moet beheersen
uitleg bs 5 + 6
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

les 3 maart
inleiding, online les 30 minuten
bespreken huiswerk, vragen?
leerdoelen die je moet beheersen
uitleg bs 5 + 6

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

hoofdstuk 6 Ecologie leerdoelen


  • je kunt de invloeden op organismen indelen in abiotische en biotische factoren
  • je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven
  • je kunt een voedselketen en een voedselweb maken
  • je kunt de groepen organismen in de kringloop van stoffen onderscheiden
  • je kunt de kringloop van koolstof beschrijven
  • je kunt uitleggen wat een biologisch evenwicht is
  • je kunt uitleggen dat soorten van elkaar afhankelijk zijn voor voedsel, schuilplaats, voortplanting
  • je kunt uitleggen wat er wordt bedoelt met successie,
  • je kunt een pionierecosysteem omschrijven

Slide 3 - Slide

Energiestroom

Slide 4 - Slide

Haal uit de afbeelding een voedselketen.

Slide 5 - Open question

biologisch evenwicht
In een ecosysteem zijn verschillende soorten populaties dieren die een
voedselweb of voedselketen vormen.
Laten we uitgaan van de meest simpele
vorm: De voedselketen.
Als een roofdier veel prooidieren kan vinden en
opeten zal het met dat roofdier erg goed gaan. Er zullen er meer
overleven want ze hebben genoeg te eten. Als ze genoeg te eten hebben
zullen ze dus meer nakomelingen krijgen. Er is toch genoeg voedsel om de
jongen op te laten groeien. Dit betekent een toename in het aantal
roofdieren.

Slide 6 - Slide

Echter hoe meer roofdieren er komen des te meer ze moeten eten.
Dit heeft invloed op de grootte van de populatie prooidieren. Het aantal prooidieren zal minder gaan worden. Nu hebben de roofdieren weer minder te eten en zal hun groei stoppen. Hun aantal zal zelfs afnemen want ze hebben niet genoeg te eten. Dit zorgt er weer voor dat het aantal prooidieren kan toenemen want er zijn minder roofdieren die op hen jagen. Zo blijft er een evenwicht in de populatiegrootte. Dit noem je Biologisch evenwicht.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Successie
Als in een gebied de soortensamenstelling gedurende langere tijd verandert, dan komt dat door een proces dat we successie noemen.

Successie is het proces waarbij organismen een gebied koloniseren, het gebied aanpassen, en na verloop van tijd door nieuwe soorten worden verdreven uit het gebied.

Successie komt ook ten einde. Wanneer de soortensamenstelling van een gebied langere tijd onveranderlijk is, zit het gebied in het eindstadium van de successie. In Nederland is het eindstadium van successie het (loof)bos

Slide 10 - Slide

pionierecosysteem
Een ecosysteem met soorten die als eerste op een nog niet bewoond gebied kunnen leven. Pioniersvegetatie kenmerkt zich door een snelle levenscyclus van één jaar, weinig bovengrondse delen en een enorme zaadproductie. Pioniervegetaties hebben brede tolerantiegrenzen om de dynamiek in het pioniersecosysteem te kunnen weerstaan

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Climaxecosysteem
Eindstadium van de successie. Het ecosysteem dat tot uiting komt als het milieu niet wordt beïnvloed door ingrijpen van de mens. Een climaxvegetatie is constant qua populatiedichtheid en soorten samenstelling. In Nederland is het Elzen-Broekbos eindstadium van de successie.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

populatiegroei
Wanneer er een soort in een nieuw gebied komt en hier weet te overleven, ontstaat hier een nieuwe populatie. Hierdoor heb je dus populatiegroei. Snel groeiende populaties hebben een J-vormige groeicurve. langzaam groeiende populaties hebben een S-vormige groeicurve.

Slide 15 - Slide

Bij wat voor ecosysteem horen de volgende kenmerken: eenvoudig voedselweb, kleine biodiversiteit, open kringlopen en productie is groter dan afbraak?
A
Pionierecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 16 - Quiz

De impala leeft in Afrika in gebieden met grasland en acaciabomen.
Impala’s leven in groepen die bestaan uit een mannetje met vrouwtjes en jongen. Ze eten planten, zoals bladeren van acacia’s en gras. Ze moeten voortdurend opletten omdat ze een prooi zijn voor bijvoorbeeld leeuwen en luipaarden.
In de tekst worden verschillende organismen genoemd die deel uitmaken van een voedselweb. Dit voedselweb bestaat uit een aantal voedselketens.
Schrijf een voedselketen op met drie organismen die in de tekst worden genoemd.

Slide 17 - Open question

de koolstofkringloop, hoort bij de volgende vraag

Slide 18 - Slide

bekijk de vorige dia
Tot welke cirkel behoort bamboe: P, Q of R?

Slide 19 - Open question

huiswerk
maken van hoofdstuk 6 de opdrachten van bs 5 populaties en bs 6 successie.
Deze opdrachten maak je online via de digitale methode

Slide 20 - Slide