FLEX 2324 4v 3.5 Klimaatgebieden

Deze les
  • Doornemen paragraaf 3.5 Klimaatgebieden (25 min)
  • Werken aan PO/ opdrachten 3.5 (30 min)
1 / 41
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Deze les
  • Doornemen paragraaf 3.5 Klimaatgebieden (25 min)
  • Werken aan PO/ opdrachten 3.5 (30 min)

Slide 1 - Slide

3.5 Klimaatgebieden

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je klimaatgrafieken met gegevens over neerslag en temperatuur lezen.
  • Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je de klimaatclassificatie van Köppen lezen.
  • Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je klimaatverschillen tussen gebieden verklaren aan de hand van drie klimaatfactoren. 

Slide 3 - Slide

Klimaatfactoren bepalen welk klimaat overheerst in een gebied

Slide 4 - Slide

Er zijn 3 klimaatfactoren die klimaat het bepalen
  1. De geografische breedteligging
  2. Gebergte en hoogte
  3. Type oppervlak (land/zee)
  • Opwarming/afkoeling
  • Vocht/droog

Slide 5 - Slide

Geografische breedteligging
Algemene regel:
Hoe verder van de evenaar hoe kouder het is.
  1. Zonnestralen warmte verliezen naarmate ze langer onderweg zijn.
  2. De zonnestralen op hogere breedte een groter oppervlak moeten verwarmen.

Slide 6 - Slide

Hoogteligging
Algemene regel: Hoe hoger hoe kouder.
Per 1000 meter stijging daalt de temperatuur 6 graden

Slide 7 - Slide

Ligging van gebergte
Algemene regel: 
Wind van zee neemt waterdamp mee, bij het gebergte stijgt de lucht, koelt af, waterdamp condenseert en dat geeft neerslag.

Slide 8 - Slide

Hoe heet de kant van het gebergte waar de neerslag valt?

Slide 9 - Open question

Land-zeeverdeling
van invloed op neerslag en temperatuur
Algemene regel:
  • Wind van zee brengt meer neerslag met zich mee dan wind over land.
  • Verder van zee zijn de temperatuurverschillen tussen zomer en winter groter dan bij zee.

Slide 10 - Slide

De invloed van zeeën en oceanen
Algemene regels: 
  1. Hoe verder van zee, hoe minder neerslag er valt.
  2. Wind van zee heeft in de winter een verwarmend effect op het land en in de zomer een verkoelend effect.
  3. Warme zeestromen kennen meer verdamping en hebben een verwarmend effect. Koude zeestroom heeft minder verdamping en een verkoelend effect.

Slide 11 - Slide

0

Slide 12 - Video

Welke factoren bepalen het klimaat? Noem er minimaal 1.

Slide 13 - Mind map

Lesdoelen
  • Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je klimaatgrafieken met gegevens over neerslag en temperatuur lezen.
  • Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je de klimaatclassificatie van Köppen lezen.
  • Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je klimaatverschillen tussen gebieden verklaren aan de hand van drie klimaatfactoren. 

Slide 14 - Slide

Maken
Opdrachten 2, 3 en 5 



Samenvattingsopdracht par 3.5 blz. 125
Inleveren po voor maandag 13 maart 22.00 uur. 









Slide 15 - Slide

Lesdoelen
  • Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je klimaatgrafieken met gegevens over neerslag en temperatuur lezen.
  • Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je de klimaatclassificatie van Köppen lezen.
  • Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je klimaatverschillen tussen gebieden verklaren aan de hand van drie klimaatfactoren. 

Slide 16 - Slide

Mr. Köppen
De klimaatclassificatie van Köppen, is een oorspronkelijk in 1918 door de Russisch-Duitse bioloog Wladimir Köppen ontworpen klimaatclassificatie.

Classificatie is het sorteren van dingen etc.

Slide 17 - Slide

Köppen
De klimaatclassificatie van Köppen is gebaseerd op de samenhang tussen het klimaat en de natuurlijke plantengroei. 
Klimaat en natuurlijke plantengroei anders? 
--> ander klimaat. 

Slide 18 - Slide

Klimaatclassificatie van Köppen

  • Niveau 1 maakt een grove indeling op basis van temperatuur en neerslag.
  • Niveau 2 maakt een verdere opsplitsing aan de hand van de neerslagverdeling gedurende een jaar.

Slide 19 - Slide

A: Tropisch
B: Aride
C: Maritiem
D: Continentaal
E: Polair

Slide 20 - Slide

Klimaten worden ingedeeld met codes

Slide 21 - Slide

5 hoofdgroepen --> hoofdletter A t/m E
A = Tropische klimaten
B = Droge klimaten*
C = Zeeklimaten
D = Landklimaten
E = Koude klimaten

*B = uitzondering, wordt als enige NIET door temperatuur bepaald

Slide 22 - Slide

5 hoofdgroepen
A - Tropisch - In de koudste maand is de temperatuur boven +18 graden
C - Zee - koudste maand boven -3, onder +18 graden. warmste maand  boven +10. 
D- Land - Koudste maand onder -3, warmste maand boven +10.
E - Koud - Warmste maand onder +10 graden

B - Droog - In het hele jaar valt er minder dan 500 mm neerslag

Slide 23 - Slide

Door deze stappen te volgen kom je altijd bij de goede hoofdgroep.  Elke baby aap creëert drama

Slide 24 - Slide

Verdere indeling
-Na de hoofdletter krijgt elk klimaat een tweede letter
-Deze tweede letter zegt bij groep A, C, D iets over de neerslag
-Bij groep B en E wordt een ander systeem gebruikt


Slide 25 - Slide

De tweede letter bij groep A, C, D
-De tweede letter van de code is een kleine letter s, w of f
-Deze letter geeft het seizoen aan wanneer er geen/weinig neerslag valt.
S = sommertrocken (zomer = droog)
w= wintertrocken (winter = droog)
f = fehlt trocken (droge periode ontbreekt)

Slide 26 - Slide

De tweede letter bij groep B en E
  • In groep B en E valt niet zoveel neerslag. 
  • Daarom heeft Köppen een ander systeem
  • De tweede letter is een hoofdletter
  • BS (Steppe) of BW (Woestijn)
  • ET (Toendra) of EF (Vorst) of EH (Hooggebergte)

Slide 27 - Slide

De tweede letter bij groep B 
  • BS = Steppe (beetje neerslag/tussen 200 en 400 mm
  • BW= Woestijn (geen neerslag/minder dan 200 mm)

Slide 28 - Slide

De tweede letter bij groep E
ET = Toendra - warmste maand onder 10 graden
EF= Vorst - warmste maand onder 0 graden
EH= Hooggebergte - zelfde als EF, maar dan in berggebieden, veel neerslag in de vorm van sneeuw

Slide 29 - Slide

Welke hoofdgroep als de temperatuur het hele jaar boven 18 is?
A
Tropische klimaten (A)
B
Zeeklimaten (C)
C
Landklimaten (D)
D
Koude klimaten (E)

Slide 30 - Quiz

Welke hoofdgroep als de zomer niet erg heet is en de winter niet erg koud?
A
Tropische klimaten (A)
B
Droge klimaten (B)
C
Zeeklimaten (C)
D
Landklimaten (D)

Slide 31 - Quiz

B: Droog klimaat
A: Tropisch klimaat
C: Gematigd klimaat

Slide 32 - Drag question

A-klimaat
B-klimaat
C-klimaat
D-klimaat
E-klimaat
droog klimaat
land klimaat
gematigd klimaat
tropisch klimaat
pool klimaat

Slide 33 - Drag question

Saratov en Amsterdam liggen op dezelfde breedtegraad. Verklaar de verschillen in zomer en wintertemperatuur

Slide 34 - Open question

A-Klimaat
B-Klimaat
C-Klimaat
D-Klimaat
E-Klimaat
E-Klimaat
B-Klimaat

Slide 35 - Drag question

Df

Slide 36 - Slide

Cs

Slide 37 - Slide

BS

Slide 38 - Slide

0

Slide 39 - Video

Lesdoelen
  • Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je klimaatgrafieken met gegevens over neerslag en temperatuur lezen.
  • Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je de klimaatclassificatie van Köppen lezen.
  • Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je klimaatverschillen tussen gebieden verklaren aan de hand van drie klimaatfactoren. 

Slide 40 - Slide

Maken
Opdrachten 2, 3 en 5 



Samenvattingsopdracht par 3.5 blz. 125










Slide 41 - Slide