woordenboek 3

Welke woorden in deze zinnetjes staan niet zó in het woordenboek. Hoe staan ze er wel in?
(bv: `a bigger building'; `bigger' staat er niet in, `big' wel) 
a. She walks to work every day.
b. The soup is colder than usual.
c. What were you waiting for?
d. A thousand yellow cars.
e. They are the friendliest people on earth.
1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welke woorden in deze zinnetjes staan niet zó in het woordenboek. Hoe staan ze er wel in?
(bv: `a bigger building'; `bigger' staat er niet in, `big' wel) 
a. She walks to work every day.
b. The soup is colder than usual.
c. What were you waiting for?
d. A thousand yellow cars.
e. They are the friendliest people on earth.

Slide 1 - Slide

 Zoek het woord op waar deze woorden naar verwijzen. (bv: `did' verwijst naar `do')
a. are
b. had
c. done
d. threw
e. grown
f. gotta
g. analyze
h. esthetics
i. elves
j. rose

Slide 2 - Slide

Welk woord moet je opzoeken als je
ARE ziet staan?

Slide 3 - Open question

Welk woord moet je opzoeken als je
HAD ziet staan?

Slide 4 - Open question

Welk woord moet je opzoeken als je
DONE ziet staan?

Slide 5 - Open question

Welk woord moet je opzoeken als je
THREW ziet staan?

Slide 6 - Open question

Welk woord moet je opzoeken als je
GROWN ziet staan?

Slide 7 - Open question

Welk woord moet je opzoeken als je
ELVES ziet staan?

Slide 8 - Open question

Welk woord moet je opzoeken als je
ROSE ziet staan?

Slide 9 - Open question

Welk woord moet je opzoeken als je
disadvantage ziet staan?

Slide 10 - Open question

Pak het woordenboek en zoek op welke woordsoorten deze woorden hebben. 
a. wool
b. woof
c. analyse
d. and
e. anger
f. red
g. right
h. write
i. brick

Slide 11 - Slide