Aanpassingen bij planten
1 / 21
Lesson duration is: 40 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
VORIGE LES:
Als je gestroomlijnd bent, kun je...
Als je gestroomlijnd bent, kun je...
A
sneller zwemmen
B
minder snel zwemmen
C
slecht zwemmen
D
extra diep zwemmen
Slide 2 - Quiz
VORIGE LES:
Om warmte binnen te houden hebben dieren op de noordpool...
Om warmte binnen te houden hebben dieren op de noordpool...
A
grote oren
B
kleine oren
C
geen oren
Slide 3 - Quiz
VORIGE LES:
Met welk snaveltype kan een vogel goed zaden kraken?
Met welk snaveltype kan een vogel goed zaden kraken?
A
haaksnavel
B
priemsnavel
C
kegelsnavel
D
zeefsnavel
Slide 4 - Quiz
VORIGE LES:
Als een groter oppervlak van een poot de grond raakt, kan een dier...
Als een groter oppervlak van een poot de grond raakt, kan een dier...
A
sneller lopen
B
minder snel lopen
C
helemaal niet lopen
Slide 5 - Quiz
VORIGE LES:
Een steltloper zoekt zijn voedsel vooral...
Een steltloper zoekt zijn voedsel vooral...
A
op de grond
B
aan takken van bomen en struiken
C
in ondiep water
D
in diep water
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Waarvoor dienen huidmondjes?
A
om water kwijt te raken
B
om adem te halen
C
om water vast te houden
Slide 15 - Quiz
Heeft een cactus huidmondjes?
A
ja
B
nee
Slide 16 - Quiz
Heeft een waterlelie huidmondjes?
A
ja
B
nee
Slide 17 - Quiz
Wat weet je van het bladoppervlak van planten in een donker bos?
A
dat is groot
B
dat is klein
C
dat valt niet te zeggen
Slide 18 - Quiz
Is klimop op de bosbodem een schaduwplant of een lichtplant?
A
schaduwplant
B
lichtplant
Slide 19 - Quiz
Waarom klimt klimop in een donker bos uiteindelijk omhoog?
A
om meer zuurstof te krijgen
B
om meer koolstofdioxide te krijgen
C
om meer water te krijgen
D
om meer licht te krijgen
