Herhaling hoofdstuk 2: Geld genoeg?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 4

Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2: Geld genoeg? 

Wat staat
NIBUD voor?

1. Nationaal Instituut voor Bestedingspatronen
2. Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
3. Nieuw Bureau Uitgaven en Duurzaamheid
4. Nederlands Onderzoeksinstituut voor Jongerenbeleid

Sleep de uitgaven naar de juiste kostenpost

Dagelijks

vaste

Incidentele

Een budgetplan is:

1. overzicht van inkomsten en uitgaven
2. overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven
3. overzicht wat je gaat uitgeven
4. overzicht wat je inkomsten zijn

De WA-verzekering van je auto hoort in je budgetplan bij de

1. vaste lasten
2. dagelijkse uitgaven
3. incidentele uitgaven

Over twee jaar wil ik een auto kopen, ik ga hiervoor sparen. 

Mijn wasmachine is al 10 jaar oud, ik ga maar alvast sparen mocht de wasmachine kapot gaan. 

Als ik mijn geld op een spaarrekening zet, heb ik na een paar jaar meer geld op mijn spaarrekening. 

Koppel de juiste spaarmotieven aan de tekst

sparen voor een doel

sparen uit voorzorg

sparen voor de rente

Wat is beleggen?

1. Je steekt dan je geld in iets waarvan je verwacht dat het meer oplevert dan sparen
2. Je steekt dan je geld in iets waarvan je verwacht dat het niets oplevert dan sparen
3. Je zet je geld op een spaarrekening
4. Je stopt je geld in een spaarpot

Mark wil graag een nieuwe telefoon kopen.
Zijn vader heeft deze maand geld tekort vanwege de aanbetaling van de vakantie.

Van welke twee leenmotieven is hier sprake?

1. tijdelijk geld tekort, onverwacht dringend geld tekort
2. tijdelijk geldtekort, aanschaf duurzaam consumptiegoed
3. onverwacht dringend geld nodig, aanschaf duurzaam consumptiegoed
4. tijdelijk geldtekort, aanschaf huis

Je doet 24 maanden over het afbetalen van de lening

Elke maand betaal je € 2.100,- voor de lening. 

Een ander woord voor een lening

We lenen € 10.000, en we moeten in totaal € 11.000 terugbetalen. € 1.000 betalen we dus méér terug. 

Looptijd

Termijnbedrag

Krediet

Kredietkosten

Bij welke kredietvorm mag je het afgeloste bedrag steeds weer opnieuw lenen?

1. Hypotheek
2. Salariskrediet
3. Persoonlijke lening
4. Doorlopend krediet

Wat zijn de drie geldfuncties?

1. ruilmiddel, verkoopmiddel en spaarmiddel
2. verkoopmiddel, uitgeefmiddel en spaarmiddel
3. ruilmiddel, rekenmiddel en spaarmiddel
4. spaarmiddel, bewaarmiddel en betalingsmiddel

Peter vergelijkt broeken. Dezelfde broek is bij de ene winkel € 25,- goedkoper dan bij de andere winkel
Welke geldfuncties komen hier naar voren?

1. Ruilmiddel
2. Spaarmiddel
3. Oppotmiddel
4. Rekenmiddel

Aan de slag! 

Maak van de plusopdrachten van hoofdstuk 2 (blz. 62/63)

- opdracht 2, 3, 11, 12, 15, 16

Klaar? Kijk bovenstaande opdrachten na! (antwoorden op It's)