klaar dan oefensommen maken hoofdstuk 1 ( worden uitgedeeld)
Ben je hiermee klaar test jezelf inlogcode 276534
neem de samenvatting in je boek goed door blz. 36 tot met 38
neem de lessonup door
Slide 1 - Slide
timer
15:00
Slide 2 - Slide
Je prioriteiten zijn hetzelfde als je ......
A
evenveel geld hebt
B
dezelfde interesses hebt
C
even oud bent
D
prioriteiten zijn altijd anders
Slide 3 - Quiz
Wat is welvaart?
A
Begroting
B
De mate waarin je in je behoeften kunt voldoen
C
Prioriteiten stellen
D
Budget
Slide 4 - Quiz
Een ander woord voor keuzes maken noemen we?
A
Schaarste
B
Prioriteiten stellen
C
Budgetteren
D
Investeren
Slide 5 - Quiz
Primaire behoeften zijn ...
A
de noodzakelijke behoeften.
B
de luxe behoeften.
Slide 6 - Quiz
Eten en drinken zijn voorbeelden van ...
A
Basisbehoeften
B
Overige behoeften
C
Niet-noodzakelijke behoeften
D
Secundaire behoeften
Slide 7 - Quiz
Secundaire behoeften zijn:
A
Playstation4
B
Brood
C
Trui
D
iPhone
Slide 8 - Quiz
Goederen die je meerdere keren kunt gebruiken zijn
A
verbruiksgoederen
B
gebruiksgoederen
C
goede goederen
D
langeduur goederen
Slide 9 - Quiz
Wat is GEEN voorbeeld van gebruiksgoederen
A
auto
B
snoep
C
wasmachine
D
scooter
Slide 10 - Quiz
verbruiksgoederen gebruik je maar één keer
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Wat is GEEN voorbeeld van verbruiksgoederen
A
koek
B
auto
C
tandpasta
D
chips
Slide 12 - Quiz
Verbruiksgoederen
Gebruiksgoederen
Slide 13 - Drag question
Welzijn is:
A
De mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien
B
De mate waarin je behoefte worden voorzien zonder schaarste middelen
Slide 14 - Quiz
Collectieve voorzieningen worden door de Staat betaald. Collectieve voorzieningen zijn
A
Dingen die door alle mensen in het land te gebruiken zijn.
B
Dingen die per persoon worden geregeld.
Slide 15 - Quiz
Wat is geen collectieve voorziening?
A
school
B
leger
C
ziekenhuis
D
kledingwinkel
Slide 16 - Quiz
Wat is GEEN collectieve voorziening?
A
Park
B
Basisschool
C
Sportschool
D
Snelweg
Slide 17 - Quiz
Informatieve reclame
Actiereclame
gedrag beïnvloeden
Slide 18 - Drag question
Commerciële reclame
Ideële reclame
Informatieve reclame
Slide 19 - Drag question
Sleep de reclames naar het juiste begrip
commerciële reclame
Ideële reclame
Slide 20 - Drag question
Marketingmix
Prijsbeleid
Plaatsbeleid
Productbeleid
Promotiebeleid
presentatiebeleid
personeelsbeleid
De winkelier verkoopt ook sportrugzakken
De sportwinkel in het centrum
Een poster in een kledingwinkel
Een winkelier verkoopt sommige rugzakken met korting
De winkel ziet er netjes uit.
Alle producten staan overzichtelijk in de schappen
Alle werknemers van het bedrijf hebben dezelfde werkkleding aan. Dan zijn ze duidelijk herkenbaar voor de klanten
Slide 21 - Drag question
Personeelsbeleid
Promotiebeleid
Plaatsbeleid
Prijsbeleid
Productbeleid
Presentatiebeleid
Slide 22 - Drag question
Prijsbeleid
Plaatsbeleid
Productbeleid
Promotiebeleid
De winkelier verkoopt ook sportrugzakken
De sportwinkel in het centrum
Een poster in een kledingwinkel
Een winkelier verkoopt sommige rugzakken met korting
Slide 23 - Drag question
Wat wordt bedoeld met een vergelijkend warenonderzoek?
A
Een onderzoek waarbij verschillende producten met elkaar worden vergeleken
B
Een onderzoek naar welke producten de consument wil hebben
C
Een onderzoek waarbij gelijksoortige producten met elkaar worden vergeken
Slide 24 - Quiz
Opdracht 11. Is het voorbeeld wel óf geen consumentenorganisatie? Sleep het voorbeeld naar links of rechts.
Wel
Niet
Wel
Wel
Wel
Wel
Niet
Niet
Niet
Niet
Consumentenbond
NS
Vereniging Eigen Huis
ANWB
Kwantum
Slide 25 - Drag question
Basis behoeften
Consument
Consumentenorganisaties
Vergelijkend warenonderzoek
Middelen
Zelf producten maken waarmee je voorziet in je behoeften
Een test waarbij dezelfde producten van verschillende merken met elkaar vergeleken worden.
Organisaties die opkomen voor de belangen van de consument
Zelfvoorziening
Met geld en tijd kun je in je behoeften voorzien. Geld en tijd zijn middelen
De behoeften aan voeding, kleding, woonruime, gezondheidszorg en onderwijs
Iemand die goederen of diensten koopt om in zijn behoeften te voorzien
Slide 26 - Drag question
Casus
Lies Adams heeft vorig jaar een elektrische fiets bij Fietsenwinkel.nl gekocht. Sindsdien rammelt er van alles aan haar gloednieuwe e-bike, waarvoor ze 2000 euro heeft betaald.
Slide 27 - Slide
Is de koopovereenkomst die Lies heeft gesloten geldig?
A
Ja, want Lies heeft betaald voor de fiets.
B
Nee, want er is een ondeugdelijk product geleverd.
C
Ja want Lies heeft de fiets gekregen .
D
Ja,er zijn afspraken gemaakt tussen Lies en lfietsenwinkel.nl over betaling en levering van de fiets
Slide 28 - Quiz
Waar kan Lies terecht het beste eerst terecht wanneer ze er met Fietsenwinkel.nl niet uitkomt?
A
Bij de rechter.
B
Bij de geschillencommissie Tweewielers.
C
Bij de burgemeester en wethouders van haar woonplaats,
D
Bij een consumentenorganisatie
Slide 29 - Quiz
Doordat Lies de fiets online heeft gekocht heeft zij
A
recht op geld terug.
B
recht op een nieuwe fiets.
C
recht om van de koop af te zien.
D
geen van deze rechten.
Slide 30 - Quiz
Waar heeft Lies wel recht op?
A
Reparatie van haar fiets.
B
Een vervangende fiets.
C
Geld terug.
D
Ze heeft nergens recht op.
Slide 31 - Quiz
stap 1
stap 2
stap 3
Recht op reparatie
Recht op geld terug
Recht op vervanging
Slide 32 - Drag question
Hoeveel dagen heeft men bedenktijd bij "koop op afstand"?
A
15
B
7
C
8
D
14
Slide 33 - Quiz
Je kunt niet zomaar een klacht indienen bij De Geschillencommissie. Wat moet je als consument eerst doen?
A
Eerst een uitgebreide brief schrijven waarin je de situatie beschrijft
B
Je moet eerst proberen samen met de verkoper tot een oplossing komen
C
Je moet het product (aankoop boven €50,-) binnen 14 dagen terugsturen
D
Je moet eerst bij de rechter zijn geweest
Slide 34 - Quiz
Juist of onjuist? De uitspraak van de Stichting Geschillencommissie Consumentenzaken (SGC) is BINDEND.
A
Juist
B
Onjuist
C
dat ligt eraan of je het er mee eens bent of niet
D
dat is afhankelijk van de tijd van het jaar
Slide 35 - Quiz
Wat is een keurmerk?
A
Een logo dat helpt bij het kopen van voedselproducten
B
Een merk dat op producten staat
C
Een logo dat aangeeft of een product goed is of niet
D
Een logo dat mensen verleidt bij het kopen van producten
Slide 36 - Quiz
Wat zijn deze afbeeldingen?
A
Keurmerk
B
Vergelijkingssite
C
Consumenten-organisaties
D
Huismerken
Slide 37 - Quiz
Het snijpunt van vraag en aanbod noem je:
A
gevaarlijk
B
waardeloos
C
geen winst geen verlies
D
evenwicht
Slide 38 - Quiz
Bij welke prijs en hoeveelheid ontmoeten vraag en aanbod elkaar?