Les 3 10-09-2024 persoonlijke voornaamwoorden sein haben

Les 3 10-09-2024
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Les 3 10-09-2024

Slide 1 - Slide

This item has no instructions


Herzlich Willkommen
beim Deutschunterricht

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wie wir zusammen arbeiten
  • Voor Duits heb je bij je: boek A, etui, laptop

  • We praten zoveel mogelijk in het Duits

  • We luisteren naar elkaar

  • Bij vragen steken we ons arm omhoog





Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lessonup
klascode
eluog







Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Klassensprache

Kann ich auf die Toilette gehen, bitte?
Darf ich zur Toilette gehen, bitte?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Klassetaal/ Klassensprache

Slide 6 - Slide

bestand uitdelen, doorsturen.
Voor de volgende les 1 tot en met 10 kennen.

leerdoelen

  • Je kent het werkwoord sein en haben
  • Je kunt de persoonlijke voornaamwoorden gebruiken.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Was machen wir heute?
  • startopdracht 
  • Duitse persoonlijke voornaamwoorden
  • werkwoord (Verb)  sein en haben leren vervoegen in zinnen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Startopdracht
Zoek 3 belangrijke gebouwen op in Berlijn.

Wat is het gebouw?
Hoe oud is het gebouw?
Waarom is het zo belangrijk?
timer
5:00

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hausaufgaben besprechen
K1, TA, Aufgabe 4
K1, TB, Aufgabe 5

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Selbstständig arbeiten
K1, Teil B, Aufgabe 6
timer
3:00

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Personalpronomen
ik
jij
hij, zij, het
wij
jullie
zij
u
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie
Sie
    I

   D

   E
  W
   I
   S

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Video

This item has no instructions

sein
ich
bin
ben
du
bist
bent
er
ist
is
sie
ist
is
es
ist
is
wir
sind
zijn
ihr
seid
zijn
sie
sind
zijn
Sie
sind
bent
volt. deelwoord
gewesen
geweest
  sein

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
 sein
 sein

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

sein
ich
habe
heb
du
hast
hebt
er
hat
heeft
sie
hat
heeft
es
hat
heeft
wir
haben
hebben
ihr
habt
hebben
sie
haben
hebben
Sie
haben
heeft
volt. deelwoord
gehabt
gehad
  haben

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

hebben
haben
ik heb
ich
jij hebt
du
hij/zij/het heeft
er/sie/es
wij hebben
wir
jullie hebben
ihr
zij hebben
sie
u heeft
Sie
Vervoeg het werkwoord ...
habe
hast
hat
haben
habt
haben
haben

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
haben
sein
bist
sind
habt
habe
bin
haben
sind
hat
hast
seid
ist
haben

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

haben oder sein, das ist die Frage?

Je krijgt een werkblad. Maak opdracht 1, 2 en 3.
Heb je tijd over? Ga verder met opdrachten 4 en 5.
timer
10:00

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Sätze machen
Zet de woorden in de juiste volgorde en voeg het juiste werkwoordsvorm toe. Let op de schrijfregels.

1. eine - sie - .... - Katze.
2. .... - dein - Bruder - das?
3. ...... - sie - sportlich.
4. Fahrrad - ich - .....- ein.
5. er - Schüler -.....



Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Brettspiel sein
6 Groepjes
Elk groepje krijgt een A3 bordspel en 1 dobbelsteen.
Speel het spel, de oudste begint.
Controleer elkaar of de vervoeging van sein klopt.
timer
15:00

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Spielregeln Brettspiel
  • Je zet je figuur (gum, pendop, paperclip enz.) op start.
  • De oudste leerling start met dobbelen en gaat naar de plek.
  • De leerling maakt een zin met de persoonsvorm en werkwoord  sein.
  • Voorbeeld: du/alt - Wie alt bist du?
  • De groep controleert of de vervoeging van sein goed is.Is het goed, dan blijf je staan.
  • Is het antwoord fout, dan moet je terug naar je vorige plek.
  • Daarna wisselt de beurt.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk / Hausaufgaben
Am Mittwoch gibt es Hausaufgaben.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions


Auf Wiedersehen 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions