What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Werkwoordspelling
Werkwoordspelling
herhaling
- persoonsvorm tegenwoordige tijd
- persoonsvorm verleden tijd
- voltooid deelwoord
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoordspelling
herhaling
- persoonsvorm tegenwoordige tijd
- persoonsvorm verleden tijd
- voltooid deelwoord
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Samenvattend:
Is het werkwoord een persoonsvorm?
Ja? In welke tijd staat de zin?
Nee? Welke vorm heeft het werkwoord dan?
3.Welke regel pas ik toe?
Slide 3 - Slide
persoonsvorm
tegenwoordige tijd
Slide 4 - Slide
Tegenwoordige tijd
In de tegenwoordige tijd heb je
drie verschillende
vormen:
wie?
wat?
voorbeeld
ik-vorm
alleen stam
ik
pak, pak jij
hij-vorm
stam + t
hij/zij/jij
pak
t
wij-vorm
hele werkwoord
wij
pak
ken
Slide 5 - Slide
A
Goed
B
Fout - naderdt
C
Fout - nadert
Slide 6 - Quiz
Hij ___ vanavond wat we gaan eten.
A
bepaald
B
bepaaldt
C
bepaalt
Slide 7 - Quiz
A
Goed
B
Fout - verkeerdt
C
Fout - verkeert
Slide 8 - Quiz
___ je zusje morgen 12 jaar?
A
Word
B
Wordt
Slide 9 - Quiz
persoonsvorm
verleden tijd
Slide 10 - Slide
't ex-kofschip
Slide 11 - Slide
Hij ___ (verven) het huis.
A
verfte
B
verfde
Slide 12 - Quiz
Ik ___ (shoppen) niet in de winkelstraat, maar ik ___ (surfen) op internet.
A
shopde - surfde
B
shopte - surfte
C
shopde - surfte
D
shopte - surfde
Slide 13 - Quiz
A
Goed
B
Fout - ontruimten
C
Fout - ontruimden
D
Fout - ontruimde
Slide 14 - Quiz
Hij ___ (melden) dat jouw mening zijn keuze ___ (beïnvloeden).
A
melde - beïnvloede
B
meldde - beïnvloedde
C
melde - beïnvloedde
D
meldde - beïnvloede
Slide 15 - Quiz
Voltooid deelwoord
Slide 16 - Slide
A
Goed
B
Fout - gemailet
C
Fout - gemailt
D
Fout - gemaild
Slide 17 - Quiz
Ik had ___ (beloven) hem de prijs te geven, maar hij heeft ___ (weigeren).
A
beloofd - geweigerd
B
belooft - geweigert
C
belooft - geweigerd
D
beloofd - geweigert
Slide 18 - Quiz
De kat heeft de bank kapot ___ (krabben) en nu hebben wij een nieuwe bank ___ (aanschaffen).
A
gekrabd - aangeschafd
B
gekrabt - aangeschaft
C
gekrabd - aangeschaft
D
gekrabt - aangeschafd
Slide 19 - Quiz
Er wordt
A
Goed
B
Fout - besteet
C
Fout - besteed
Slide 20 - Quiz
En nu door elkaar
Slide 21 - Slide
Mijn zoon heeft tot vorig jaar in Sinterklaas (geloven).
A
gelooft
B
geloofd
C
geloofdt
D
geloven
Slide 22 - Quiz
Mijn buren (verhuizen) vorig jaar
naar Aruba.
A
verhuisde
B
verhuisden
C
verhuiste
D
verhuisten
Slide 23 - Quiz
Vul het goede werkwoord in:
Anton (vinden) katten eng.
Slide 24 - Open question
Vul het goede antwoord in:
(Raden) eens hoe je dit spelt.
Slide 25 - Open question
Vul het goede antwoord in:
Er is een groot ongeluk (gebeuren).
Slide 26 - Open question
More lessons like this
Werkwoordspelling
November 2022
- Lesson with
26 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Werkwoorden
October 2024
- Lesson with
22 slides
spelling werkwoorden voltooid deelwoord
June 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
spelling werkwoorden voltooid deelwoord
May 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
groep 8 werkwoord spelling cito
October 2024
- Lesson with
44 slides
nederlands
Primary Education
Grammatica en spelling
December 2022
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
werkwoordspelling les 2
May 2022
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
7.2 werkwoordspelling
21 days ago
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4