This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Introduction
Les over zinnen en zinsstructuur.
Items in this lesson
N E D E R L A N D S
Welkom H2B!
Voorbereiding les:
-Leesboek op tafel
-Boek en schrift op tafel
Slide 1 - Slide
Planning
Uitleg werkwoordspelling
Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1.Lekker lezen in je leesboek!
2. Herhaling 'bijwoord'
3. Instructie: Aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord
4. Zelfstandig werken
5. Afsluiten
Slide 2 - Slide
Doel van deze les
Aan het einde van de les kan je aanwijzende voornaamwoorden en vragende voornaamwoorden herkennen en benoemen.
Slide 3 - Slide
Terugblik
Maak een zin met een lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en een persoonlijk voornaamwoord.
Slide 4 - Slide
Voorbeeld enkelvoudige zin
Het wordt slecht weer vandaag.
Ik ga vandaag naar de Action.
Hij kijkt veel naar Star Wars.
Slide 5 - Slide
Voorbeeld samengestelde zin
Toen de zomervakantie dichterbij kwam, werden de leerlingen minder gemotiveerd.
Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.
Slide 6 - Slide
Hoofdzin
Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar.
De persoonsvorm staat voor in de zin: als eerste of tweede zinsdeel.
Bijzin
Tussen onderwerp en persoonsvorm kunnen wel andere zinsdelen staan (bijvoorbeeld: 'niet')
De persoonsvorm staat vaak achterin de zin.
Slide 7 - Slide
Als je nu naar huis gaat, regen je flink nat.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 8 - Quiz
Wil je liever zuurkool of spruitjes?
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 9 - Quiz
Wil je liever naar Duitsland of wil je liever naar Oostenrijk?
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 10 - Quiz
Drie studerende kinderen kunnen een flinke kostenpost worden voor ouders.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 11 - Quiz
Mijn moeder vraagt of je vanavond wilt blijven eten.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 12 - Quiz
Het wordt vandaag mooi weer. We gaan naar het strand.
Slide 13 - Slide
Het wordt vandaag mooi weer, dus we gaan naar het strand.
Slide 14 - Slide
Voegwoorden
Verbinden zinnen, woorden of woordgroepen met elkaar.
Slide 15 - Slide
Nevenschikkend voegwoord
Nevenschikkend voegwoord verbindt twee gelijkwaardige delen: -twee woorden: patat of pannenkoeken -twee woordgroepen: geen blauw shirt, maar een groen overhemd. -twee hoofdzinnen: We gaan naar het strand, want de zon schijnt vandaag.
Slide 16 - Slide
Onderschikkend voegwoord
Onderschikkend voegwoord verbindt meestal een bijzin met een hoofdzin. -De directeur spreekt de secretaresse toe, omdat ze 25 jaar in dienst is.
Slide 17 - Slide
Nevenschikkende voegwoorden
Want
Of
Dus
En
Maar
Ezelsbruggetje: WODEM
Onderschikkende voegwoorden
Aangezien
Als
Dat
Doordat
Terwijl
Toen
Omdat
Hoewel
....
Slide 18 - Slide
Wat is het voegwoord? Ga je mee voetballen of ga je liever televisie kijken?
A
je
B
liever
C
of
D
televisie
Slide 19 - Quiz
Vul in terwijl of omdat We gingen naar het bos, ..... het mooi weer was
A
omdat
B
terwijl
Slide 20 - Quiz
Ik kletste met mijn broer, ..... ik van het zonnetje genoot.
A
omdat
B
terwijl
Slide 21 - Quiz
Maak van de 2 zinnen 1 lange zin met omdat of terwijl
Ik zwaai naar Lara. Ik fiets naar de tennis.
Slide 22 - Open question
Maak van de 2 zinnen 1 lange zin met omdat of terwijl
Ik juich. Ik heb gewonnen.
Slide 23 - Open question
ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
§10 Voegwoorden Opdracht 1 t/m 5
Hoe:
In je boek
Hulp:
Theorie op blz. 224
Tijd:
Tot 11:10 uur
Klaar:
Keuze: -Oefen De Brug Meestromen. -Maak hulpmiddelen voor jezelf (samenvatting of stappenplan). -Maak extra werkbladen zinsdelen.
Slide 24 - Slide
Afsluiting
1. De plant is ziek en hij gaat bijna dood.
2. Truus is bang, omdat ze een spin ziet.
3. Tom is grappig, want hij vertelt vaak moppen.
4. Tanja is grappig, hoewel ze nooit moppen vertelt.
Slide 25 - Slide
Ik kan voegwoorden herkennen, benoemen en gebruiken.