3.3 Lezen - les 2

Welkom!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
-Werkwoordspelling
-Nakijken 3.3 opdracht 6 en 7.
-Verder werken in 3.3 Lezen

Slide 2 - Slide

Werkwoordspelling
De gebiedende wijs

Slide 3 - Slide

Vormen van de gebiedende wijs (imperatief)

Een zin staat in de "gebiedende wijs" als er een bevel (= een opdracht/boodschap) in de zin staat en er geen onderwerp in die zin staat. Bijvoorbeeld zoals in de volgende zinnen:

Schiet die voetbal weg!
Leg die sleutels even neer.
Haal die poster van de muur!
Word eens volwassen!

Zoals je ziet schrijf je het werkwoord in de ik-vorm als de zin in gebiedende wijs staat.

Slide 4 - Slide

Werkwoordspelling
2.9 Spelling
Maken (online) opdracht 1, 5 en 10.

Slide 5 - Slide

3.3 Lezen
In deze paragraaf leer je:
  • wat een betogende tekst is;
  • kritisch lezen;
  • het tekstverband oorzaak-gevolg herkennen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hoofdgedachte
Formuleer de hoofdgedachte van tekst 2 in één zin. Gebruik hierbij je antwoorden bij 7a en 7c.

Let op: bij een betogende tekst bestaat de hoofdgedachte uit het standpunt + het belangrijkste argument.

Slide 9 - Slide

Woordenschat
-pleiten (r.8)
-prioriteitenlijstje (r.2)
-vergetelheid (r.7)
-er gaat letterlijk een wereld voor je open (r.50)

Slide 10 - Slide

Kritisch lezen
Je kent al vier leesstrategieën. De vijfde leesstrategie die je in Talent leert is kritisch lezen

Als je een tekst kritisch leest, stel je jezelf daarbij vragen als: is de schrijver deskundig? Hoe weet hij dat? Is die informatiebron betrouwbaar? Is de informatie waar? Zulke vragen noemen we: beoordelende vragen.

Slide 11 - Slide

Kritisch lezen
In een betoog lees je kritisch de argumenten, tegenargumenten en weerleggingen daarvan. Daarvoor kun je jezelf dan deze beoordelende vragen stellen:
• Bij een feit als argument: is dit waar? Is het werkelijk zo gebeurd? Hoe komt de schrijver aan die informatie? Is dit onderzocht?
• Bij een mening als argument: vind ik dit overtuigend? Klopt dit met wat ik zelf vind? Klopt dit met wat ik zelf heb ervaren? Hoe waarschijnlijk is dit?

Slide 12 - Slide

Tekstverband: oorzaak-gevolg
Signaalwoorden geven een tekstverband aan: het verband tussen woorden, zinnen of alinea’s in een tekst. 

De volgende signaalwoorden geven het verband aan tussen een oorzaak en gevolg: doordat, daardoor, zodat, waardoor, met als gevolg.





Slide 13 - Slide

Tekstverband: oorzaak-gevolg
De oorzaak is datgene waardoor iets anders gebeurt: daardoor komt het. 
Het gevolg is de gebeurtenis die volgt op de oorzaak.

Voorbeeld:
Ik werd getackeld tijdens de wedstrijd en kreeg daardoor een dikke knie.
Oorzaak: ik werd getackeld tijdens de wedstrijd.
Gevolg: ik kreeg een dikke knie.



Slide 14 - Slide

Tekst 3
'Als puber kun je de waarheid beter verzinnen'

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Lezen: Tekst 3
'Als puber kun je de waarheid beter verzinnen'
(blz 181)

Slide 17 - Slide

Opdracht 15
-Waaraan kun je zien dat er in tekst 3 iets wordt beoordeeld?
-Hoe kun je aan de titel zien dat tekst 3 een betogende tekst is?
-Stel jezelf de vragen die bij verkennend lezen horen.
-Heb je het boek Bizar gelezen? Zo ja, wat vond je ervan?

Slide 18 - Slide

Nu
Maken opdracht 16
(+/-  7  minuten)

Klaar? -> opdracht 17

Slide 19 - Slide