T3 VTD herh voc D, répéter les questions partielles et totales

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Veux-tu danser?

bienvenue à la classe de français

se réveille

1. in slaap vallen
2. naar boven gaan
3. wakker worden
4. de keuken

quatre-vingt-dix

1. 60
2. 70
3. 80
4. 90

se lave

1. schijnt
2. wast zich
3. komt binnen
4. laveert

wat betekent 'où'?

1. wie
2. wat
3. waar
4. wanneer

wat betekent 'qui'?

1. wie
2. wat
3. waar
4. wanneer

wat betekent 'quand'?

1. wie
2. wat
3. waar
4. wanneer

wat betekent 'qu'est-ce que'?

1. wie
2. wat
3. waar
4. wanneer

wat betekent 'pourquoi'?

1. waarom
2. hoe
3. hoeveel
4. welk(e)

wat betekent 'combien de'?

1. waarom
2. hoe
3. hoeveel
4. welk(e)

wat betekent 'quel(le)'?

1. waarom
2. hoe
3. hoeveel
4. welk(e)

wat betekent 'comment'?

1. waarom
2. hoe
3. hoeveel
4. welk(e)

Noem het werkwoord uit de zin:
Qui est l'amie de Sylvie?

1. qui
2. est
3. l'amie
4. de

Wat betekent:
'Qui est l'amie de Sylvie'?

1. Wat is de vriendin van Sylvie
2. Wie is de vriendin van Sylvie
3. Hoe is de vriendin van Sylvie
4. Waar is de vriendin van Sylvie

Welk deel van de vraag heb je nodig in je antwoord:
Qui est l'amie de Sylvie?

1. qui; est
2. qui
3. l'amie de Sylvie
4. est; l'amie de Sylvie

Welk deel van de vraag heb je nodig in je antwoord:
Qui est l'amie de Sylvie?

1. qui; est
2. qui
3. l'amie de Sylvie
4. l'amie de Sylvie; est

Geef antwoord op de vraag:
Qui est l'ami de Sylvie?

Noem de werkwoorden uit de zin:
'Est-ce que Pierre est grand et fort ou gentil et sportif?'

1. est; est
2. est; et
3. grand; fort; gentil; sportif
4. et; ou

Wat betekent:
'Est-ce que Pierre est grand et fort ou gentil et sportif?'

1. Wordt Pierre groot, sterkt, aardig en sportief?
2. Is Pierre naar een grote en sterke vriend?
3. Is Pierre groot en sterk of aardig en sportief?
4. Wanneer is Pierre groot en sterk?

Welk deel van de vraag heb je nodig in je antwoord: 'Est-ce que Pierre est grand et fort ou gentil et sportif?'

1. est-ce que; Pierre; ou
2. grand et fort
3. Pierre; grand et fort; ou; gentil et sportif
4. Pierre; est; grand et fort

Geef antwoord op de vraag:
'Est-ce que Pierre est grand et fort ou gentil et sportif?'

Noem de werkwoorden uit de zin:
'Où est-ce que Sylvie voit Réjean'?

1. est; que
2. est; voit
3. où; est-ce que
4. voit; Réjean

Wat betekent:
'Où est-ce que Sylvie voit Réjean'?

1. Wat ziet Sylvie in Réjean?
2. Wanneer ziet Sylvie Réjean?
3. Waar ziet Sylvie Réjean?
4. Waar is Sylvie als ze Réjean ziet?

Welk deel van de vraag heb je nodig in je antwoord:
'Où est-ce que Sylvie voit Réjean'?

1. où; Sylvie; voit
2. est-ce que; Sylvie; voit; Réjean
3. où; Sylvie; voit; Réjean
4. Sylvie; voit; Réjean

Geef antwoord op de vraag:
'Où est-ce que Sylvie voit Réjean'?

Questions totales et partielles

sur l'histoire "Veux-tu danser?"

Qu'est-ce que Natalie a dans le sac?

Est-ce que Réjean se couvre le nez avec les pieds ou avec les mains?

Qui aide Sylvie à ramasser les choses à la cafétéria?

Je comprends?

😒🙁😐🙂😃