This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Lezen H3
V3
Argumentatie
Slide 1 - Slide
Waarom is het belangrijk over argumentatie
te leren?
Argumenten zijn overal. Van je leraar overtuigen dat je echt wel een beter cijfer hebt verdiend tot je toekomstige werkgever duidelijk maken dat jij de perfecte kandidaat voor het baantje bent. Door argumentatie te begrijpen leer je beter je mening vormen en hoe je die kunt onderbouwen.
Je leert kritisch lezen en luisteren: niet alles wat je leest of hoort is waar, soms is het alleen een mening van de schrijver.
Slide 2 - Slide
Standpunt
In een overtuigende tekst probeert een schrijver je te overtuigen van zijn standpunt: zijn mening over iets.
Bijvoorbeeld:
Het openbaar vervoer moet goedkoper worden.
Slide 3 - Slide
Argument
Een standpunt wordt onderbouwd met argumenten: zo legt de schrijver uit waarom hij een bepaald standpunt heeft.
Bijvoorbeeld: Het openbaar vervoer moet goedkoper worden (standpunt), omdat hierdoor minder files zullen ontstaan (argument).
Slide 4 - Slide
Soms is het lastig om het standpunt en het argument van elkaar te onderscheiden in een tekst.
Want en dus (daarom) zijn handige hulpmiddelen om het verschil te zien.
Slide 5 - Slide
Het was geen leuk festival, want een flesje water kostte wel vijf euro.
Het was geen leuk festival is een:
A
Standpunt
B
Argument
Slide 6 - Quiz
De besmettingsgraad is nog steeds hoog, dus het coronavaccin moet verplicht worden.
De besmettingsgraad is nog steeds hoog is een:
A
Standpunt
B
Argument
Slide 7 - Quiz
Aangezien hij zijn fiets heeft schoongemaakt, wil hij die nu niet vuilmaken.
Aangezien hij zijn fiets heeft schoongemaakt is een:
A
standpunt
B
argument
Slide 8 - Quiz
Feitelijk - waarderend
Een feitelijk argument is controleerbaar, een waarderend argument niet: daarover kun je van mening verschillen.
Feitelijk argument:
Ik ga graag naar Cinerama, want die bioscoop is bij mij om de hoek.
Waarderend argument:
Ik ga graag naar Cinerama, want dat is de mooiste bioscoop van Rotterdam.
Slide 9 - Slide
waarderende (niet-feitelijke) argumenten
Dit zijn uitspraken waarover je van mening kunt verschillen, voorbeelden van dergelijke argumenten zijn:
normen en waarden
vermoedens
geloof of overtuiging
Je kunt deze uitspraken dus niet controleren.
Slide 10 - Slide
Feitelijk of waarderend argument?
Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 11 - Quiz
Met een korting van 50 procent op groente en fruit gaan mensen aanzienlijk gezonder eten.
Is dit een feitelijk of niet feitelijk argument?
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk argument
Slide 12 - Quiz
Soorten argumentatie
Enkelvoudige argumentatie
Er is één argument waarop het standpunt is gebaseerd. Dit is niet heel sterk.
Nevenschikkende argumentatie
Er zijn verschillende argumenten, die los staan van elkaar. Samen onderbouwen ze het argument.
Onderschikkende argumentatie
Je kunt één of meer argumenten ook weer onderbouwen met argumenten.
Slide 13 - Slide
Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument
Slide 14 - Slide
Nevenschikkende en onderschikkende argumentatie
Waar heb je al eerder 'nevenschikkend' en 'onderschikkend' gehoord bij Nederlands?
Hij houdt van kickboksen en hij houdt van fietsen.
Het is koud omdat het sneeuwt.
Slide 15 - Slide
Nevenschikkende argumentatie
Slide 16 - Slide
Nevenschikkende argumentatie
EN
EN
WANT
Slide 17 - Slide
Onderschikkende argumentatie
Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.
Slide 18 - Slide
Onderschikkend
Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.
Het is belangrijk om huiswerk te maken.
Alleen door te oefenen zet je de stap van kennen naar kunnen.
Je brein heeft training nodig om de leerstof te begrijpen.
Slide 19 - Slide
Onderschikkende argumentatie
WANT
WANT
Slide 20 - Slide
Wat voor soort argumentatie is dit?
A
nevenschikkende argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
Slide 21 - Quiz
A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend
C
Enkelvoudig
Slide 22 - Quiz
Combinatie
(onder- en nevenschikkende argumentatie)
Als je een nevenschikkende argumentatie ondersteunt.
Slide 23 - Slide
A Zij heeft ruim voldoende ervaring in het basisonderwijs.
B Deze sollicitante is zeker geschikt voor die functie van hoofdonderwijzer.
C De school wilde het aantal vrouwelijk collega’s vergroten.
D Ruime ervaring is nodig voor deze functie.
E Zij is een vrouw.
F Zij past goed in de samenstelling van het team wat betreft leeftijd.