Werkwoordsvormen en werkwoordstijden

Welkom 1HVA
Cursus 7:  Werkwoordspelling
§11 Werkwoordsvormen en       
      werkwoordstijden

Voordat we gaan beginnen:
Log in op LessonUp
Neem je boek voor je 
op blz. 260
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom 1HVA
Cursus 7:  Werkwoordspelling
§11 Werkwoordsvormen en       
      werkwoordstijden

Voordat we gaan beginnen:
Log in op LessonUp
Neem je boek voor je 
op blz. 260

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 3 - Mind map

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruiken?

Schrijf het zo kort mogelijk!

Slide 4 - Slide

Wat is het verschil?
vergrote - vergrootte
bestede - besteedde
verbrede - verbreedde


Slide 5 - Slide

Voorbeeldzinnen
  • We kunnen de vergrote foto in de winkel afhalen.
  • De fotograaf vergrootte onze foto van de bruiloft.
  • Het bestede bedrag kun je declareren.
  • De docent besteedde veel aandacht aan de werkwoordspelling.
  • Het verbrede pad zag er goed uit.
  • Gisteren verbreedde de tuinman het pad. 

Slide 6 - Slide

voltooid deelwoord als bijv. nw
onvoltooid deelwoord als bijv. nw
betaalde
gelopen
lopende
gestolen
stelende
gestorven
stervende
zingende
gezongen

Slide 7 - Drag question

Werkwoordsvormen
Leer deze vormen uit je hoofd!
- Infinitief (inf) --> zitten
- Persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT) --> ik zit, hij zit, wij zitten
- Persoonsvorm verleden tijd (PVVT) --> zat, zaten
- Voltooid deelwoord (VD) --> gezeten
- Onvoltooid deelwoord (OD) --> zittend
- Bijvoeglijk naamwoord (BN) --> zittende jongen

Slide 8 - Slide

Wat is een ander woord voor infinitief?
A
Werkwoord
B
Heel werkwoord
C
Voltooide tijd
D
Onvoltooide tijd

Slide 9 - Quiz

Het kindje (heeft) het glas met sinaasappelsap helemaal leeggedronken.
A
Persoonsvorm
B
Infinitief
C
Voltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz

Het kindje heeft het glas met sinaasappelsap helemaal (leeggedronken).
A
Persoonsvorm
B
Infinitief
C
Voltooid deelwoord

Slide 11 - Quiz

Wat is de inf. in deze zin?
Wij hebben een rondreis door Amerika gemaakt.
A
hebben
B
gemaakt
C
Er staat geen inf. in

Slide 12 - Quiz

In de vakantie willen wij naar de Ardennen gaan.
persoonsvorm
infinitief
gaan
willen

Slide 13 - Drag question

De wielrenner (heeft) door een val zijn been op twee plaatsen gebroken.
A
Persoonsvorm
B
Infinitief
C
Voltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz

Mijn zusjes gaan logeren.
persoonsvorm
infinitief
gaan
logeren

Slide 15 - Drag question

Zouden jullie willen lachen?
persoonsvorm
infinitief
zouden
willen
lachen

Slide 16 - Drag question

Werkwoordstijden
Leer deze tijden uit je hoofd!

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) --> Imke kijkt naar het journaal.
Onvoltooid verleden tijd (ovt) --> Imke keek naar het journaal.
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) --> Imke heeft naar het journaal gekeken.
Voltooid verleden tijd (vvt) --> Imke had naar het journaal gekeken.

Slide 17 - Slide

Peter heeft huiswerk gemaakt.
A
onvoltooid verleden tijd
B
Onvoltooid tegenwoordige tijd
C
Voltooid tegenwoordige tijd
D
Voltooid verleden tijd

Slide 18 - Quiz

Ik schreef een liefdesbrief.
A
Onvoltooid tegenwoordige tijd
B
Onvoltooid verleden tijd
C
Voltooid tegenwoordige tijd
D
Voltooid verleden tijd

Slide 19 - Quiz

Hij wordt door haar geslagen
A
ovt
B
vtt
C
vvt
D
ott

Slide 20 - Quiz

Sjaan (verhuizen) morgen en Job is gisteren (verhuizen)
A
Sjaan verhuisT en Job is verhuisT
B
Sjaan verhuisD en Job is verhuisD
C
Sjaan verhuisT en Job is verhuisD

Slide 21 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 22 - Quiz

Als je verstandig bent, BRAND je daar je vingers niet aan.
A
pvtt
B
vd
C
pvvt
D
bn

Slide 23 - Quiz

De pas (stofzuigen) vloer lag onder de confetti.
A
stofgezogen
B
gestofzuigde
C
stofgezoge
D
stofgezuigde

Slide 24 - Quiz

Opdrachten
Cursus 7: par. 11 (blz. 260)
Opdrachten 1 t/m 4

Slide 25 - Slide