Grammatica Voorzetselvoorwerp en werkwoordstijden

Grammatica zinsdelen
Vandaag:
  1. Lezen
  2. Beter spellen.nl
  3. Huiswerk bespreken: opdracht 4.
  4. Theorie Voorzetselvoorwerp
  5. Opdrachten maken
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with text slides.

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen
Vandaag:
  1. Lezen
  2. Beter spellen.nl
  3. Huiswerk bespreken: opdracht 4.
  4. Theorie Voorzetselvoorwerp
  5. Opdrachten maken

Slide 1 - Slide

timer
20:00
Stil lezen

en

Beter spellen
maak de opdrachten 
op de 3 verschillende niveaus:
 1F, 2F en 3F

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Voorzetselvoorwerp

Slide 3 - Slide

Theorie lezen bladzijde 58

Slide 4 - Slide

Opdracht 1
1.Wandelsporters moeten zorgen voor goed schoeisel en waterdichte kleding.

  1. pv=
  2. Zinsdeelstreepjes plaatsen
  3. ow=
  4. wg=
  5. vv=

Slide 5 - Slide

  • Bekijk de video


  • Maken opdracht 1 en 2
Bladzijde 58 en 59

Slide 6 - Slide


  • Maken opdracht 3, 4 en 6
Bladzijde 59

Slide 7 - Slide

Opdracht 3
1. Vanaf de zijlijn spoorde de coach het team aan tot betere prestaties. 

  1. pv=
  2. Zinsdeelstreepjes plaatsen
  3. ow=
  4. wg=
  5. LV=
  6. vv=

Slide 8 - Slide


2. Morgen gaat de lerares haar klas een beetje op de toets  voorbereiden. 

  1. pv=
  2. Zinsdeelstreepjes plaatsen
  3. ow=
  4. wg=
  5. vv=

Slide 9 - Slide


3. Tijdens zijn wandeling verbaasde de boswachter zich over de vele paddenstoelen. 

  1. pv=
  2. Zinsdeelstreepjes plaatsen
  3. ow=
  4. wg=
  5. vv=

Slide 10 - Slide

 Opdracht 4

1. Over de winstcijfers van het bedrijf leken de aandeelhouders zeer tevreden.

  1. pv=
  2. Zinsdeelstreepjes plaatsen
  3. ow=
  4. wg=
  5. vv=

Slide 11 - Slide

 
2. Zou de huidige directeur erg gehecht zijn aan dit schilderij van de oprichter?

  1. pv=
  2. Zinsdeelstreepjes plaatsen
  3. ow=
  4. wg=
  5. vv=

Slide 12 - Slide

 
3. Waren de thuisblijvers nieuwsgierig naar de uitslag van de basketbalwedstrijd?

  1. pv=
  2. Zinsdeelstreepjes plaatsen
  3. ow=
  4. wg=
  5. vv=

Slide 13 - Slide

 
5. Het festivalterrein was absoluut niet berekend op tienduizend bezoekers.


ow = 
wg = 
lv = 
vv = 

Slide 14 - Slide

 
4. In het maken van soiekbriefjes werd Jolanda bijzonder bedreven in 5 VWO.


ow = 
wg = 
lv = 
vv = 

Slide 15 - Slide

Niet iedere zin bevat een bijwoordelijke bepaling en sommige zinnen hebben meerdere bijwoordelijke bepalingen.

Soms zijn bijwoordelijke bepalingen niet zo makkelijk te vinden omdat je vragen als waar?, wanneer? etc. niet kan stellen. Maar als je de zinnen op de juist manier ontleedt, blijven ze vanzelf over.


Voorbeelden:

1. Ik heb de wedstrijd niet gezien. 

2. Zou Ajax deze wedstrijd ook winnen. 

3. Waar heb je hem nou gelaten? 

4. Ik kan dat wel begrijpen. 

                                                            In deze zinnen zijn niet, ook, nou en wel bijwoordelijke bepalingen.

Slide 16 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
 – Een bijwoordelijke bepaling zegt iets over het gezegde.

 – Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als:


Waarom?   Vanwege de vogelpest is dit gebied afgesloten.

Wanneer?  De training begint om vijf uur.

Hoelang?  De verlenging zal een half uur duren.

Waarheen?  Wij gaan naar Frankrijk dit jaar.

Waarvandaan?   De meeste druiven komen uit Frankrijk.

Hoe?   De stratenmaker heeft zijn hele leven hard gewerkt.

Waarmee?   De indiaan maakte met een kleed rooksignalen

Slide 17 - Slide

Voorzetselvoorwerp 
of 
bijwoordelijke bepaling?

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Woordsoorten: werkwoordstijden

Slide 20 - Slide

De onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (o.t.t.t.)
• ik zal lezen  
• ik zal werken  
De voltooid tegenwoordige toekomende tijd (v.t.t.t.)
• ik zal gelezen hebben  
• ik zal gewerkt hebben  
De onvoltooid verleden toekomende tijd (o.v.t.t.)
• ik zou lezen  
• ik zou werken  
De voltooid verleden toekomende tijd (v.v.t.t.)
• ik zou gelezen hebben  
• ik zou gewerkt hebben
In het Nederlands heb je 8 werkwoordstijden 

De onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) 
• ik lees 
• ik werk 
De onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) 
• ik las 
• ik werkte 
De voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.) 
• ik heb gelezen 
• ik heb gewerkt 
De voltooid verleden tijd (v.v.t.) 
• ik had gelezen 
• ik had gewerkt 

Slide 21 - Slide

Woordsoorten: werkwoordstijden

Slide 22 - Slide

Woordsoorten: werkwoordstijden

Slide 23 - Slide

Woordsoorten: werkwoordstijden

Slide 24 - Slide

Woordsoorten: werkwoordstijden

Slide 25 - Slide

Woordsoorten: werkwoordstijden

Slide 26 - Slide

Woordsoorten: werkwoordstijden

Bekijk de video-uitleg

En maak 
opdracht 1, 2 en 4
Bladzijde 60 en 61

Slide 27 - Slide