P2 - 2HV - Les 4 - Unidad 3: Bezittelijk voornaamwoord (quiz)

Programa
  1. Controlamos los deberes
  2. Clases anteriores
  3. Bezittelijk voornaamwoord
  4. Presentaciones
  5. Deberes
1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programa
  1. Controlamos los deberes
  2. Clases anteriores
  3. Bezittelijk voornaamwoord
  4. Presentaciones
  5. Deberes

Slide 1 - Slide

Controlamos los deberes
Voca Unidad 3 blz 106 NL-SP
1-40

+ regelmatige ww
+ tener

Slide 2 - Slide

la madre
el hijo
el abuelo
la hermana
el primo
la tía
de tante
de moeder
de neef
de zus
de opa
de zoon

Slide 3 - Drag question

Wie is wat van Lisa Simpson?
abuelo
hermano
tío
padre
hermana
madre
tía
prima
abuela
abuelo
tía
abuela

Slide 4 - Drag question

1. La casa ............................
2. Los estudiantes................
3. La mochila.....................
4. Las profesoras...................
5. El estuche................................
6. Los libros ....................
bonitos
bonita
negra
azul
inteligentes
simpáticas

Slide 5 - Drag question

Sleep de Spaanse vertaling naar het bijpassende Nederlandse persoonlijke vnw.
ik
jij
hij
zij
u
wij
jullie
zij (mv)
u (mv)
vosotros
él
ustedes
yo
ellos
nosotros
ella
usted

Slide 6 - Drag question

Zet de stappen voor het vervoegen in de juiste volgorde
van boven naar beneden
Juiste uitgang achter de stam plakken
-Er, -ir of -ar van het werkwoord afhalen
De stam houd je over

Slide 7 - Drag question

Alle regelmatige werkwoorden die in -ar einden hebben dezelfde vervoeging. Bijvoorbeeld: cantar (zingen) en hablar (spreken).

cantar
hablar
yo (ik)
hablo
tu (jij)
cantas
él/ella/usted (hij,zij, u)
habla
nosotros/nosotras (wij)
cantamos
vosotros/vosotras (jullie)
habláis
ellos/ellas/ustedes (zij/u)
cantan
hablas
hablamos
hablan
canto
canta
cantáis

Slide 8 - Drag question

Wat is GEEN uitgang van een werkwoord in het Spaans?
A
-er
B
-ir
C
-or
D
-ar

Slide 9 - Quiz

Tú (estudiar)
A
Estudias
B
Estudio
C
Estudia
D
Estudian

Slide 10 - Quiz

Maribel (comer)
A
Como
B
Comemos
C
Come
D
Comen

Slide 11 - Quiz

Mi madre y yo (tener)
A
Tenéis
B
Tenemos
C
Tienen
D
Tengo

Slide 12 - Quiz

Los primos (hablar)
A
Hablan
B
Habláis
C
Hablamos
D
Hablo

Slide 13 - Quiz

Mi sobrina (vivir)
A
Vivo
B
Viven
C
Vives
D
Vive

Slide 14 - Quiz

Su abuelo (caminar)
A
Caminas
B
Caminan
C
Camina
D
Camino

Slide 15 - Quiz

Vosotros (escribir)
A
Escribe
B
Escribo
C
Escribís
D
Escriben

Slide 16 - Quiz

Yo (tener)
A
Tengo
B
Tienes
C
Tiene
D
Tenemos

Slide 17 - Quiz

Nosotros (escuchar)
A
Escucho
B
Escuchamos
C
Escucháis
D
Escuchan

Slide 18 - Quiz

Tú (beber)
A
Bebemos
B
Bebe
C
Bebes
D
Beben

Slide 19 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord
Geeft aan dat iets van "mijn/jouw/haar/etc" is.

Oftewel, een bezittelijk voornaamwoord geeft een BEZIT aan.

vb. Zullen we met MIJN poppen gaan spelen of met JOUW bal?

Let op:
Tú - met accent = JIJ (pers vnw)
Tu - zonder accent = JOUW (bez vnw)





Slide 20 - Slide

Las reglas- De regels
Het bezittelijk vnw richt zich in het Spaans naar het zelfstandig naamwoord 
Als het zelfstandig nw in het meervoud staat, dan zet je het bezittelijk vnw óók in het meervoud: 
Mi clase - miS claseS             tu libro - tuS libroS       su padre - suS padreS
Bij de vorm ONZE en JULLIE, wordt dit naast meervoud ook nog MANNELIJK of VROUWELIJK:
Nuestros abuelos  -  Onze opa's    /  Vuestros amigos   -   Jullie vrienden
Nuestras abuelas  -  Onze oma's   /  Vuestras amigas    -  Jullie vriendinnen



Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Bezittelijk voornaamwoord:
Blz 35, ej 4 & 5

Ejercicio 4:
- Zet de woorden op de juiste plek
Ejercicio 5:
- Vul het juiste bezittelijk voornaamwoord in
1. jouw
2. mijn
3. hun
4. haar
5. mijn
6. zijn

Slide 23 - Slide

Trabajamos En línea - online

1.  Klik HIER voor opdracht 1
2. Klik HIER voor opdracht 2
3. Klik HIER voor opdracht 3
4. Klik HIER voor opdracht 4

Slide 24 - Slide

Destrezas: Leer
Blz 38, ej 1, 2, 3

Slide 25 - Slide

APRENDE (LEER):  
Vocabulario Unidad 3 blz 106 NL-SP 1-60
+ regelmatige ww
+ tener
+ bezittelijk vnw

HAZ (MAAK):
pág: 38, ej 1, 2, 3


Los deberes para la próxima clase
(het huiswerk voor de volgende les...)
¡Mucha suerte!; veel succes!

Slide 26 - Slide

y... ¿Qué has aprendido hoy?
¿Hay preguntas? (zijn er vragen?)

Slide 27 - Slide