3H week 47 les 1 - Herhalen persoonlijk en vragend voornaamwoord in 3e en 4e als m.vw en l.vw

Je leert...
  • het persoonlijk en vragend voornaamwoord als meewerkend voorwerp te gebruiken
  • het persoonlijk en vragend voornaamwoord als lijdend voorwerp te gebruiken
  • het persoonlijk en vragende voornaamwoord in combinatie met voorzetsels 3e en 4e naamval (bijv. mit dir, für dich, ohne ihn, zu ihr, etc.) te gebruiken
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Je leert...
  • het persoonlijk en vragend voornaamwoord als meewerkend voorwerp te gebruiken
  • het persoonlijk en vragend voornaamwoord als lijdend voorwerp te gebruiken
  • het persoonlijk en vragende voornaamwoord in combinatie met voorzetsels 3e en 4e naamval (bijv. mit dir, für dich, ohne ihn, zu ihr, etc.) te gebruiken

Slide 1 - Slide

Stappenplan:
  1. Staan er voorzetsels van de 3e of de 4e naamval in de zin?
  2. Ja? → simpelweg* de juiste vorm uit de tabel invullen (*simpel: als je de tabel op blz. 152 inmiddels goed kent)
  3. Nee? → ontleed de zin: onderwerp, lijdend vw, meewerkend vw.
  4. Vul de juiste vorm in van het persoonlijke of vragende voornaamwoord uit het schema op blz. 152.

Slide 2 - Slide

Vragend vnw
Vragend vnw→ in het Nederlands: wie → in Duits wer, wem of wen

Tip:
Vervang het vragend vnw door een naam → het ontleden van de zin gaat nu makkelijker!
Wer stellt eine Frage? 
Jan stellt eine Frage.

Slide 3 - Slide


Was hat er (hem).... gesagt?

Slide 4 - Open question


Ist .... (hij) nach .... (mij) an der Reihe?

Slide 5 - Open question


Weißt du, dass (hij) ... (jou) liebt?!

Slide 6 - Open question


Haben (U) .... einen modernen Computer.

Slide 7 - Open question


Dieses iPhone gehört (=behoort) .... (mij).

Slide 8 - Open question


Im Kaufhaus habe ich ..... (haar) lange gesucht.

Slide 9 - Open question

Ich habe gut gelernt, aber leider weiß ich ... (het) nicht mehr!

Slide 10 - Open question


Wer hat .... (jullie) eine WhatsApp geschickt?

Slide 11 - Open question


Unser Lehrer hat ... (ons) die Grammatik erklärt.

Slide 12 - Open question


Wann hast du ....(hun) geantwortet?

Slide 13 - Open question


Habt ihr etwas .... (tegen hem)?

Slide 14 - Open question


Ich gehe gerne .... .... (met jou) ins Kino!

Slide 15 - Open question


Er ist ihr Freund. Er hat es für ... (haar) getan.

Slide 16 - Open question


Bleiben Sie sitzen, ich komme ... .... (naar u).

Slide 17 - Open question


Ist deine Schwester ... .... (bij jou) zu Besuch?

Slide 18 - Open question


Ohne .... (jij) habe ich keine Lust zu fahren.

Slide 19 - Open question


Ich mache mich immer Sorgen ... ... (om hem).

Slide 20 - Open question


St. Nikolaus bringt .... (jou) bestimmt ein Geschenk mit!

Slide 21 - Open question

Leren
Leer nu de tabellen op bladzijden 152  (nummer 10) uit je hoofd!
Leer de voorzetsels met 3e en 4e naamval (en de vertaling) uit je hoofd! Zie bladzijde 153 (15) en 154 (16) 

Slide 22 - Slide