V4 - T3 : BS3 herhaling kruisingen

1 / 25
next
Slide 1: Link
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Link

This item has no instructions

Monohybride kruisingen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Bij cavia’s is de aanleg voor zwart haar dominant over die voor wit haar. Twee cavia’s (heterozygoot voor deze aanleg), worden met elkaar gekruist. Hoe groot is het percentage nakomelingen in de F1 dat wit haar zal hebben?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Hieronder is een stamboom weergegeven. Eigenschap A erft niet X-chromosomaal over.

a) Welk Genotype heeft persoon 4?
b) Welk Genotype heeft persoon 5?
c) Welk(e) Genotype(s) kan persoon 7 hebben?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Men kruist een zwarte en een witte rat. Alle nakomelingen blijken zwart te zijn. Een van deze zwarte nakomelingen wordt gekruist met de witte ouder.
Welke fenotypen verwacht je dan bij de nakomelingen van deze laatste kruising en in welke verhouding komen ze voor?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Bij mensen is het allel voor rechtshandigheid dominant over het allel voor linkshandigheid. Het gen voor rechts/linkshandigheid erft niet X-chromosomaal over. Hoe groot is in de onderstaande stambomen de kans dat de persoon, aangeven met een vraagteken in de stamboom hierboven, een linkshandige dochter is?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Bij een bepaalde bloemsoort is de bloemkleur intermediair (roze). Als een rode bloem wordt gekruist met een witte bloem ontstaan roze nakomelingen. Deze nakomelingen (F1) worden onderling gekruist. Hoeveel van de 32 nakomelingen verwacht je dat er roze zullen zijn in de F2?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions


Thijn heeft bij de supermarkt zaden van een moestuinplantje gekregen. Hij besluit de zaden in de potjes met grond te doen en geeft ze regelmatig water. De zaadjes ontkiemen en het plantje gaat groeien. Wat kun je zeggen over het genotype en fenotype na ontkieming?
A
genotype: verandert fenotype: verandert
B
genotype: verandert fenotype: blijft het zelfde
C
genotype: blijft het zelfde fenotype: veranderd
D
genotype: blijft het zelfde fenotype: blijft het zelfde

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions


Een mens heeft 2 geslachtschromosomen en 46 andere chromosomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Een mens heeft 2 geslachtschromosomen en 44 andere chromosomen

Het kunnen rollen van je tong is afhankelijk van de aanwezigheid van een dominant gen.
Een zwangere moeder, die haar tong niet kan rollen, krijgt een kind met een vader die dit wel kan. Deze vader is heterozygoot voor deze eigenschap.

Hoe groot is de kans dat hun kind later kan tongrollen?
Maak eventueel een kruisingsschema op een kladblaadje
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Vul het schema verder in, kies de woorden uit het blok hiernaast.
Er blijven woorden over
De bruine cavia is heterozygoot!
bruin
wit
Aa (50%), aa (50%)
100% bruin
Aa
AA
AA, Aa, aa
aa
50% bruin
Aa (100%)

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions



Bij mensen is het gen voor bruine ogen dominant over het gen van blauwe ogen. De vader van Juul en Jacques heeft blauwe ogen. Moeder heeft bruine ogen. Juul heeft blauwe ogen.
Hoe groot is de kans dat Jacques bruine ogen heeft?
Tip: Maak een kruisingsschema
A
0%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions


Uit welke stamboom kun je afleiden dat de rode kleur bij een bloem een dominante eigenschap is?
Tip!
Als 2 ouders met hetzelfde fenotype nakomelingen krijgen met een ander fenotype zijn de ouders heterozygoot (Aa). Het afwijkende fenotype is homozygoot ressecief (aa). Het fenotype van de ouders is dan dominant.
A
B
C
D

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions


Het gen voor krullend haar is dominant (A), dat voor stijl
haar is recessief (a). Een vrouw die homozygoot is voor stijl
haar krijgt vier kinderen van een man met krullend haar
(zie afbeelding). Wat is het fenotype van kind P?
A
krullend haar
B
stijl haar
C
aa
D
Aa

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Bij parkieten is het gen voor groene veren recessief. Een heterozygoot rode parkiet wordt gekruist met een groene parkiet. Hoe groot is de kans dat er een groene parkiet uit het ei komt?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions



De ziekte van Huntington is een erfelijke aandoening
die bepaalde delen van de hersenen aantast. Hiernaast is
van twee verschillende personen een chromosomenpaar
afgebeeld. De genen die bepalen of iemand de ziekte wel
of niet heeft, zijn aangegeven met letters.
Is het gen voor de ziekte dominant of recessief?
A
Het gen is dominant
B
Het gen is recessief
C
Dit is niet uit de gegevens op te maken

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions



Hiernaast zie je een deel van de stamboom van de familie van Lenthe.
Is de aandoening van Lenthe een recessieve of een dominante aandoening
Of kun je dat met behulp van deze stamboom niet bepalen?

Uit de uitleg moet blijken dat de opa en oma van Lenthe beide gezond zijn, maar een van hun kinderen niet. Dat kan alleen als de opa en oma ook het gen voor de ziekte hebben. Maar omdat opa en oma beide niet ziek zijn, moet het gen voor MCADD dus wel recessief zijn (1p)
A
recessieve aandoening
B
dominante aandoening

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het genotype van
nummer 7 in de stamboom?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions


A
De ziekte is dominant
B
De ziekte is recessief

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Aa
Aa
aa
aa
aa
aa
Aa
Aa
AA of Aa

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Hoe groot is, op basis van afbeelding, de kans dat Arno, de broer van Marja, dezelfde sets van HLA-allelen heeft als Marja?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Hoe groot is, op basis van afbeelding 1, de kans dat Arno, de broer van Marja, dezelfde sets van HLA-allelen heeft als Marja?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Vraag 12 (2p):
Hoe groot is, op basis van afbeelding 1, de kans dat Arno dezelfde sets
van HLA-allelen heeft als Marja? 

Erfelijkheid !!

Marja heeft set 1 en set 4
Kans dat vader set 1 geeft is 1/2 (50%)
Kans dat moeder set 4 geeft is 1/2 (50%)

1/2 x 1/2 = 1/4 = 25% = antwoord B

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind jij dat je de doelen van genetica tot nu toe beheerst ?
0100

Slide 24 - Poll

This item has no instructions

aan de slag
26 t/m 34 van thema 3 genetica 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions