CG A2 - U7 - 20.12.22 - online

Welkom
         ¿Qué tal?

1 / 25
next
Slide 1: Slide
spaansHBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 240 min

Items in this lesson

Welkom
         ¿Qué tal?

Slide 1 - Slide

Programa de hoy
  • Deberes: 
- Behandelde stof bestuderen
WB Unidad 7: oef. 1 t/m 5 

  • Repaso:  
- Ir de excursión y 
- La llamada telefónica
- Imperativo

  • CG 2 - Unidad 7 ¡Los pulmones de la ciudad nr. 9 t/m 11 

Slide 2 - Slide

¿Qué recuerdas?

Slide 3 - Slide

No contesta
Un momento, por favor
¿De parte de quién?
¿Desea dejar un mensaje?
¿Me puede poner con el señor Ramos?
¿Puedo hablar con el señor Ramos?
Hij/zij neemt niet op/antwoordt niet
Een ogenblikje a.u.b.
Met wie spreek ik?
Wilt u een boodschap achterlaten?
Kan ik de heer Ramos spreken?
Kunt  mij doorverbinden met de heer Ramos?

Slide 4 - Drag question

Está comunicando
Perdone, me he equivocado de número.
El señor Ramos no está.
Por favor, dígale que he llamado.
¡Dígame!
ahora mismo le paso
Zeg hem/haar dat ik gebeld heb.
Sorry, ik heb het verkeerde nummer gedraaid.
Hij/zij is in gesprek.
Zegt u het maar!
De heer Ramos is niet aanwezig.
ik verbind u door

Slide 5 - Drag question

A practicar
  • Stencil Gesprekken voeren: Voer de twee telefoongesprekjes.

Slide 6 - Slide

Flyer con información sobre 
un lugar turístico en Holanda.
Maak met je groepje een flyer voor een excursie naar een toeristische bestemming in Nederland waarin je informatie geeft over:
- vertrek op welke dagen
- openingstijden
- duur
- telefoonnummer, adres, website
Maak daarbij gebruik van:
-  bijvoeglijke naamwoorden 
- gebruik de imperativo (1x afirmativo en 1xnegativo)

Voer vervolgens een telefoongesprek waarin je info vraagt zoals in TB nr. 4b p.65

Slide 7 - Slide

TB nr. 9 en 10 p. 69
Los pulmones de la ciudad
  • Nr. 9a Lees in groepjes de tekst hardop en vertaal hem (m.b.v. de woordenlijst op p. 158  hem. 

  • Nr. 10 ¿Qué están haciendo? Schrijf zoveel mogelijk dingen op die je kunt doen in een park. Beschrijf (met de de Gerundio) wat twee personen aan het doen zijn.


Slide 8 - Slide

TB nr. 11a p. 69
¿Recuerdas los pronombres posesivos?

¿Quién habla?



Subraya las palabras que indican posesión
38
39
40
41
mi/s,tu/s, su/s, nuestro/a/os/as, vuestro/a/os/as,su/s

Slide 9 - Slide

TB nr. 11 a p. 69
Beklemtoond bezittelijk vnw

Slide 10 - Slide

De onbeklemtoonde en beklemtoonde bezittelijke voornaamwoorden TB pg. 69 

Slide 11 - Slide

TB nr. 11a p.69 - De beklemtoonde bez.vnmw. richten zich in geslacht en getal naar het zelfst.nw
enkelv. man.
vrouwelijk
meerv. man.
vrouwelijk
yo
el mío
la mía
los míos
las mías 
el tuyo
la tuya
los tuyos
las tuyas
él/ella/
usted
el suyo
la suya
los suyos
las suyas
nosotros/
nosotras
el nuestro
la nuestra
los nuestros
las nuestras
vosotros/
vosotras
el vuestro
la vuestra
los vuestros
las vuestras
ellos/-as
ustedes
el suyo
la suya
los suyos
las suyas

Slide 12 - Slide


Om een al genoemd zn niet te herhalen, wordt beklemtoonde
bezittelijk vnw gebruikt met het bepaald lidwoord
met ser en zonder lidwoord: geeft bezit aan (van wie is het?)
Nr. 11b TB p.69

Slide 13 - Slide

met ser en zonder lidwoord: geeft bezitter aan (van wie is het?)
Om een al genoemd zelfst.nw niet te herhalen, wordt beklemtoonde
bezittelijk vnw gebruikt met het bepaald lidwoord ( die van mij/jou etc.)
dit bezittelijk vnw kun je ook achter een zelfst.nw zetten: het betekent dan : een/een paar van...
María es una amiga mía
unos hermanos míos
X¿Ese chico es tu hermano?
0 No, el mío está en la escuela....
x ¿De quién es este libro?
0 Es mío
maak opdr.11c tb 

Slide 14 - Slide

TB Ejercicio Nr. 11 c p. 69
  • Cambia 'nieto' por 'nieta' en el diálogo.  

  • Cambia 'perro' por 'perra' en el diálogo.
 

Herschrijf de tekst.

Slide 15 - Slide

¿Es tuyo ese coche?
No, no es ..... No tengo coche.
A
el mío
B
mío
C
el tuyo
D
tuyo

Slide 16 - Quiz

Este no es el abrigo de Inés.
... es negro.
A
la suya
B
la tuya
C
el suyo

Slide 17 - Quiz

Vul het juiste beklemtoonde bezittelijke voornaamwoord in....

Slide 18 - Slide

Vul het juiste beklemtoonde bezittelijke voornaamwoord in....
los suyos
el vuestro
la suya
el tuyo
las mías

Slide 19 - Slide

TB paragraaf 5.3 p.115
Het aanwijzend voornaamwoord 
Er zijn 3 soorten aanwijzende vnmw. in het Spaans. Het aanwijzend vnmw.  past zich aan in getal en geslacht aan het woord waar het bij hoort.
dichtbij de spreker
iets verder weg
ver weg
este banco
ese banco
aquel banco
esta fuente
esa
aquella
estos árboles
esos
aquellos
estas flores
esas
aquellas

Slide 20 - Slide

HET AANWIJZEND VOORNAAMWOORD 
LA: acá en allá

Slide 21 - Slide



1. Esta / esa / aquella señora de ahí es mi profesora de matemáticas.
2. En este / ese / aquel grupo de allí hay varios amigos míos.
3. Este / ese / aquel parque de aquí es muy bonito.
4. En esta / esa / aquella oficina de aquí trabaja mi padre.
5. Me gusta esta/ esa / aquella mesa de allí.
6. Este / ese / aquel autobús de ahí va para Barcelona.
7. ¿Cómo se llama este / ese / aquel señor de ahí?

Kies het juiste aanwijzend vnw. 

Slide 22 - Slide

¿Cómo se llama .... señor de ahí?

Slide 23 - Open question

A trabajar en grupos
WB maken oef. 11, 12, 13, 17, 20

Slide 24 - Slide

Deberes
  • Bestuderen behandelde stof.
  • WB maken alle oefeningen Unidad 7 En R&S

TT 5-6 maken we donderdag tijdens de les.  
 

Slide 25 - Slide