perfecto + AANWIJZEND VNW, SPEC WW + BEZITTELIJKE VNW, SER, ESTAR+HAY

WAT IS HET HULP WERKWOORD VAN DE PERFECTO?
A
TENER
B
HOY
C
HABER
D
HACER
1 / 52
next
Slide 1: Quiz
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

WAT IS HET HULP WERKWOORD VAN DE PERFECTO?
A
TENER
B
HOY
C
HABER
D
HACER

Slide 1 - Quiz

WAT BETEKENT HABER IN HET NEDERLANDS?
A
HEBBEN
B
GEVEN
C
MAKEN
D
ZIJN

Slide 2 - Quiz

WAT IS GEEN SIGNAALWOORD VAN DE PERFECTO?
A
ANOCHE Y AYER
B
NUNCA Y SIEMPRE
C
TODAVÍA NO Y ESTA SEMANA
D
ESTE AÑO Y HOY

Slide 3 - Quiz

VERVOEG MET DE PERFECTO:
ELLA VIAJAR
A
HE VIAJADO
B
HAN VIAJADO
C
HA VIAJADO

Slide 4 - Quiz

VERVOEG MET DE PERFECTO:
JULLIE HEBBEN GEWERKT.
A
NOSOTROS HEMOS TRABAJADO
B
VOSOTROS HABÉIS TRABAJADO
C
VOSOTROS HAN TRABAJADO

Slide 5 - Quiz

VERVOEG MET DE PERFECTO:
YO PONER
A
HAS PONIDO
B
HEMOS PONIDO
C
HAS PUESTO
D
HE PUESTO

Slide 6 - Quiz

VERVOEG MET DE PERFECTO:
TÚ DECIR
A
HAS DICHO
B
HA DICHO
C
HAS DECIDO

Slide 7 - Quiz

VERVOEG MET DE PERFECTO:
ELLOS ABRIR
A
HAN ABRIDO
B
HAN ABIERTO
C
HAS ABIERTO

Slide 8 - Quiz

VERVOEG MET DE PERFECTO:
NOSOTROS HACER
A
HAS HECHO
B
HEMOS HECHO
C
HAN HECHO

Slide 9 - Quiz

VERVOEG MET DE PERFECTO:
VOSOTROS ESPERAR
A
HEMOS ESPERADO
B
HAN ESPERADO
C
HABÉIS ESPERADO

Slide 10 - Quiz

VERVOEG MET DE PERFECTO
HACER - ELLOS
A
Han hacido
B
Han hizo
C
Han hecho

Slide 11 - Quiz

VERTAAL MET DE PERFECTO:
JULLIE HEBBEN HET RAAM GEBROKEN.
A
VOSOTROS HA ROTO LA VENTANA
B
VOSOTROS HABÉIS ROTO LA VENTANA
C
VOSOTROS HABÉIS ROMPIDO LA VENTANA

Slide 12 - Quiz

Het hulpwerkwoord bij de pretérito perfecto is:
A
Tener
B
Querer
C
Haber
D
Saber

Slide 13 - Quiz

VERTAAL MET HET JUISTE AANWIJZEND VNW: DIE SOKKEN (DAARGINDS)
A
AQUELLOS CALCETINES
B
ESOS CALCETINES
C
ESOS CALCETINES

Slide 14 - Quiz

VERTAAL MET HET JUISTE AANWIJZEND VNW: DEZE ROK (HIER)
A
ESTE FALDA
B
ESTA FALDA
C
ESA FALDA

Slide 15 - Quiz

VERTAAL MET HET JUISTE AANWIJZEND VNW: DAT BOEK (DAAR)
A
ESE LIBRO
B
ESO LIBRO
C
ESOS LIBROS

Slide 16 - Quiz

Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord:
....... libros son de Ana.
A
este
B
estos
C
esta
D
estas

Slide 17 - Quiz

VERTAAL MET HET JUISTE AANWIJZEND VNW: DEZE VOGELS (HIER)
A
ESTO PÁJAROS
B
AQUELLOS PÁJAROS
C
ESTOS PÁJAROS

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord:
....... bufandas son rojas.
A
este
B
estos
C
estas

Slide 19 - Quiz

Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord:
....... ordenador es gris.
A
este
B
estos
C
esta

Slide 20 - Quiz

Noem 3 Spaanse beroepen die werken met eten

Slide 21 - Open question

Welk Spaans beroep hoort bij 'el teatro'?

Slide 22 - Open question

Welke 3 Spaanse beroepen zoekenwe:
el plato - la universidad - la manguera

Slide 23 - Open question

Welk beroep staat hier afgebeeld in het Spaans?

Slide 24 - Open question

Vertaal:
De tafel is bruin.

Slide 25 - Open question

Vul de juiste vorm van SER in.
Isabela ..................... profesora.

Slide 26 - Open question

Vul de juiste vorm van SER in.
Miguel y Fernando ..................... de Colombia.

Slide 27 - Open question

Vul de juiste vorm van SER in.
Francisco y tú .....................estudiantes.

Slide 28 - Open question

GEEF DE JUISTE VERVOEGING:
Tú ....................... (leer) un libro.

Slide 29 - Open question

GEEF DE JUISTE VERVOEGING:
ANA Y TÚ ....................... (APRENDER) ESPAÑOL.

Slide 30 - Open question

GEEF DE JUISTE VERVOEGING:
CARLA Y YO .................. (ESTAR) EN LA CIUDAD.

Slide 31 - Open question

GEEF DE JUISTE VERVOEGING::
Juan y Rodrigo ....................... (hablar) mucho

Slide 32 - Open question

GEEF DE JUISTE VERVOEGING:
Marta ....................... (comer) en la cocina.

Slide 33 - Open question

Completa con el verbo "tener":
Nosotros ............... muchos amigos.

Slide 34 - Open question

Completa con el verbo "tener":¿Cuántos años ............... tú?

Slide 35 - Open question

Completa con el verbo "estar":
Alberto ............... en la biblioteca.

Slide 36 - Open question

VERVOEG DIT WERKWOORD MET DE GERUNDIO.
ANA ………….. TRABAJAR.



A
ESTES TRABAJANDO
B
ESTÁ TRABAJANDO
C
ESTÁ TRABAJADO

Slide 37 - Quiz

HOE ZEG JE IN HET SPAANS: DE RODE STOEL?
A
el sofá rojo
B
la silla es roja
C
la silla roja

Slide 38 - Quiz

Vul de juiste vorm van SER,ESTAR OF HAY?
Tú.....................de Argentina.
A
ESTÁS
B
ERES
C
SOMOS

Slide 39 - Quiz

Vul de juiste vorm van SER,ESTAR OF HAY?
TÚ.....................EN LA CLASE.
A
ERES
B
HAY
C
ESTÁS

Slide 40 - Quiz

Vul de juiste vorm van SER,ESTAR OF HAY?
....................MUCHOS ÁRBOLES EN EL PARQUE.
A
SON
B
HAY
C
ESTÁN

Slide 41 - Quiz

KIES HET JUISTE BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD:

"........ (mijn) pantalones son rojos."
A
Nuestro
B
Mis
C
Mi
D
Nuestros

Slide 42 - Quiz

Kies het juiste BEZITTELIJK voornaamwoord:
".... (zij mv.) faldas son bonitas
A
Sus
B
Nuestras
C
Vuestras

Slide 43 - Quiz

Kies het juiste BEZITTELIJK voornaamwoord:

".... (jullie) vaqueros son de Italia."
A
Vuestro
B
Vuestros
C
Vuestras

Slide 44 - Quiz

HOE ZEG JE IN HET SPAANS:
JUAN HEEFT PIJN AAN ZIJN RUG.
A
A ÉL LE DUELE LA ESPALDA
B
A ÉL LE DOLE LA ESPALDA
C
A ÉL DUELEN LA ESPALDA

Slide 45 - Quiz

HOE ZEG JE IN HET SPAANS:
JULLIE ZIJN DOL OP LITERATUUR
A
A VOSOTROS OS APETECE LA LITERATURA
B
A VOSOTROS OS ENCANTA LITERATURA
C
A VOSOTROS OS ENCANTA LA LITERATURA

Slide 46 - Quiz

HOE ZEG JE IN HET SPAANS:
JIJ HOUD VAN SCHAATSEN
A
A TI GUSTA PATINAR
B
A TI TE GUSTA PATINAS
C
A TI TE GUSTA PATINAR

Slide 47 - Quiz

HOE ZEG JE IN HET SPAANS:
IK HOUD VAN ZWEMMEN
A
A MÍ ME GUSTA NADO
B
A MÍ ME GUSTA NADAR
C
A MÍ ME GUSTA NADÁIS

Slide 48 - Quiz

VERTAAL IN HET SPAANS:
ANA HEEFT ROOD HAAR
A
ANA ES PELIRROJO
B
ANA ES ONDULADA
C
ANA ES PELIRROJA

Slide 49 - Quiz

VERTAAL IN HET SPAANS:
WIJ ZIJN SNEL EN KNAP
A
VOSOTROS SOMOS RÁPIDOS Y GUAPOS
B
NOSOTROS SOMOS RÁPIDOS Y GUAPOS
C
NOSOTROS ESTAMOS RÁPIDOS Y GUAPOS

Slide 50 - Quiz

VERTAAL IN HET SPAANS:
ZIJ ZIJN VERLEGEN EN ZIJN VERDRIETIG
A
ELLAS SON TÍMIDO Y TRISTE
B
ELLOS SON TÍMIDOS Y SON TRISTES
C
ELLOS SON TÍMIDOS Y ESTÁN TRISTES

Slide 51 - Quiz

VERTAAL IN HET SPAANS:
IK HEB GOLVEND HAAR
A
TENGO EL PELO ONDULADO
B
TIENES EL PELO ONDULADO
C
TENER EL PELO ONDULADO

Slide 52 - Quiz