Examentraining 5H 2024

Examentraining 5H 2024
examen Duits
woensdag 15 mei - 9:00 tot 11:30
nog 42 dagen!!!
1 / 50
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Examentraining 5H 2024
examen Duits
woensdag 15 mei - 9:00 tot 11:30
nog 42 dagen!!!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Abschlusstraining Lesen
LEESSTRATEGIËN
  • globaal lezen : vlot door de tekst om hoofdlijnen te begrijpen
  • gericht lezen : op zoek gaan naar specifieke informatie (getallen, openingstijden, prijzen e.d.)
  • intensief lezen : tekst/alinea zo goed lezen dat je alle details begrijpt.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

WORTVERSTÄNDNIS
BETEKENIS HERLEIDEN UIT :
  • bekende taal : steigende = stijgende (NL)
                                      Garten = tuin (EN -garden)
  • deel van het woord is bekend : Jahrespressekonferenz -
       Jahr - Pressekonferenz = jaarlijkse persconferentie
       erleichtern - leicht = makkelijk ------> makkelijker maken
  • uit de context opmaken
                                      

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde woorden
In het Duits komen samengestelde woorden veel vaker voor dan in het Nederlands.
Voor de vertaling zal je deze Duitse woorden in het Nederlands moeten omschrijven.
entwerten : ent = ont-     werten =waarden ------> "ontwaarden" bij bv een treinticket -------> afstempelen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Woordenboek gebruik
  • zelfst. nw. + vervoegde ww.vormen = basisvorm
  • veel woorden hebben meerdere betekenissen; kijk alle betekenissen door om te bepalen welke het beste bij de zin past
  • uitdrukkingen en spreekwoorden zijn te vinden bij het zelfst.naamwoord of ww. dat centraal staat
  • lange woorden = samenstellingen (zoek de losse delen op)
  • soms is het handig om ook het NL woordenboek bij de hand te hebben (bijv. inkompatibel  = 'incompatibel '): niet kunnen samengaan, niet verenigbaar

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

2. Cito - Wortschatz
Examenvragen : open en gesloten

  •  open vragen in het Nederlands ---> antwoord in Nederlands

  • gesloten vragen in het Duits.
       antwoordmogelijkheden altijd op alfabetische volgorde


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Strukturwörter en wertende Begriffe
Vragen over functies en verbanden van zinnen zijn altijd in het Duits gestelde meerkeuze vragen!

Zorg ervoor dat je de lijst met het examenidioom goed kent.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Die Struktur eines Textes
Tekstopbouw: inleiding, middenstuk, slot = tekst structuur (deze tekstdelen zijn opgebouwd uit alinea's)
- elke alinea heeft binnen de tekst een functie - geeft dus info over het verband tussen de alinea's (bijv. beargumenteren, voorbeeld geven, samenvatten, tegenspreken)
- leer de vertalingen van de woorden die de functie aangeven goed uit je hoofd

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Signalwörter und ihre Funktion
  • zinnen in de tekst staan met elkaar in verband; dit verband wordt vaak aangegeven door middel van een zogenaamd signaalwoord.
  • elk signaalwoord heeft zijn eigen functie, die het verband tussen twee zinnen of zinsdelen uitdrukt
  • belangrijk om te weten wat de functie is - maakt het begrip van de tekst makkelijker

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Scanfragen
  • teksten zoals inhoudsopgaven of folders geven altijd een overzicht. Hierbij horen zgn. scanvragen = er wordt gericht gevraagd naar een concrete informatie (hoeft niet de hele tekst te lezen)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Richtig/Falsch-Fragen
  • vragen met beweringen; men moet aangeven of deze juist of onjuist zijn
  • men leest de tekst/aangegeven alinea altijd eerst globaal door 
  • let op: beweringen hoeven niet in de volgorde van de tekst te staan

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Lückentexte
  • woord of woordgroep is uit de tekst weggelaten; vaak een signaalwoord

- altijd eerst zeker te zijn van alle vertalingen van de aangeboden woorden
- de zin voor resp. na het gat goed doorlezen 
- streep de foute mogelijkheden eerst door en maak vervolgens keuze door overgebleven woorden in de zin te plaatsen. Passt het?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Offene Fragen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Mehrwahlfragen
  • lees de tekst oriënterend (titel, afbeeldingen, tekstsoort, tussenkopjes, bron)
  • lees alleen de vraag (zonder antwoordmogelijkheden); sla geen passages over. 
  • onderstreep de zin waar het antwoord staat en formuleer zelf het antwoord
  • lees nu de keuzemogelijkheden en beslis welk antwoord het dichtste bij jouw antwoord staat (Moeilijk? = streep eerst onzinantwoorden weg)


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wortschatz: READER of ONLINE
Signaalwoorden 

Meest voorkomende
 woorden in vragen 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Toolkit Examens 
1. Bewijs en tegenbewijs 
2. Woorden raden en opzoeken 
3. Gatentools 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Tool 1: Bewijs
Voor een goed antwoord is altijd volledig bewijs of een tegenbewijs! 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Bewijs zoeken: gebruik de tekstopbouw 
- Inleiding: anekdote, introductie van het onderwerp 
- middenstuk: uitwerking, onderwerp in alinea's (straks meer erover) 
- slot : samenvatting of conclusie, eindboodschap 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Middenstuk 
1. Inleidende zin
*onderwerp aankondigen
*overgang/link met de vorige alinea aangeven (signaalwoorden)
2. middenstuk
*onderbouwing
*argumenten (+/-)
*voorbeelden (tijd, plaats, beeld geschetst) > zum Beispiel
*mening van experten 
*onderzoeksresultaat (feiten, cijfers, percentages) 
3. Slot: samenvatting 



Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Tools 2: Woorden

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Zoekwoorden 
  • voorstelling en vraag 
  • makkelijk herkenbaar in de tekst (bv namen)
Verwijswoorden
verwijzen naar iets wat al eerder is gezegd in de tekst
ze geven dus info waar je bewijs kan vinden  

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden - aparte groep
geven verbanden aan
je kunt ze dus gebruiken om snel een reden, voorbeeld, tegenargument etc te vinden in de tekst 
(er komt een aparte les daarvoor) 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Welk signaalwoord/functiewoord hoort bij welk tekstverband? Sleep de goede antwoorden naar elkaar toe.
zum Beispiel
zudem
denn
obwohl
daher
voorbeeld
opsomming
reden / oorzaak
tegenstelling
gevolg / conclusie

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

Ich habe statt des Autos doch ein Fahrrad gekauft.
doch = ...
A
gevolg/conclusie
B
reden/verklaring
C
tegenstelling
D
uitbreiding/opsomming

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Het signaalwoord dennoch drukt een ______ uit.
A
Erweiterung,Weiterführung, Ergänzung
B
Begründung, Grund
C
Gegensatz
D
Steigerung

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Welke functie heeft dit signaalwoord?

je...desto
A
tegenstelling
B
reden/ oorzaak
C
gevolg/ conclusie
D
uitbreiding/ opsomming

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vertaal je dit signaalwoord? : sogar
A
zeker
B
dus
C
zelfs
D
maar

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Na het signaalwoord denn volgt een:
A
tegenstelling
B
opsomming
C
reden
D
versterking

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Welke signaalwoorden betekenen in het Nederlands dus?
A
also - somit - folglich
B
somit - demnach - ohnehin
C
also - infolge - indem
D
indem - demnach - dann

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Stappenplan moeilijke woorden 
1. Wat kan helpen
  • context
  • lijkt het op een woord uit een andere taal 
  • deel van het woord 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Was bedeutet das Wort Ärmel in :
Die Ärmel sind lang?

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

bügeln: Ich habe gestern gewaschen und muss die Wäsche jetzt noch bügeln.

Slide 33 - Open question

Gestern; dus niet ophangen/drogen. 
Umtauschen: Die Hose habe ich gestern gekauft, aber sie ist doch zu klein. Ich möchte sie umtauschen.

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

naschen: Die Kinder naschen gerne Süßigkeiten.

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

gesiezt und geduzt: Werden Großeltern in den Niederlanden gesiezt oder geduzt?

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

Mangel: Der Mangel an Medikamenten gegen Malaria verursachte große Probleme.

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

Dann ...
Handy/Laptop weg
READER/Examen
Wörterbuch
Stifte

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Pak altijd een woordenboek als...
  • het woord in de vraag staat (ook bij citaten!) 
  • het EEN Signaalwoord of belangrijk woord in de antwoordopties is (en jij twijfelt over de betekenis)
  • het woord in het bewijs staat 

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Opzoek tips 
Zoek op juiste woordsoort op 
> werkwoord: bv. Julia klang ganz normal am Telefon(ww klingen) 
> zelfstandingnaamwoord (geschreven met Hoofdletter) 
> bijvoegelijknaamwoord (zegt iets over znw) 

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

zoek 
Composita separaat 
soms handig om een groep woorden op te zoeken 
check of de vertaling goed in de context past 
zoek ß op bij ss 

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

woordenboek 
zoek de volgende woorden op in het woordenboek:
  • gefroren
  • Straßenverkehrsordnung
  • Anfängerfehler


Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Titel, plaatje, intro

Slide 44 - Mind map

This item has no instructions

Frage 1
Was wird im 1. Absatz über die Kleidung der LARP-Spieler ausgesagt?
A Sie ist weniger wichtig als die Rolle, die gespielt wird.
B Sie kostet die Spieler viel Geld.
C Sie wird für jedes neue Spiel ein wenig umgeändert.
D Sie wird oft aus alten Kostümen aufgearbeitet. 

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Wortschatz
Signaalwoorden 

Meest voorkomende
 woorden in vragen 

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

selbständig bis 11.April
LERNEN: Wörter Signalwoorden (tegenstelling en relativering, bevestiging) en belangrijke woorden uit vragen 
Machen: test auf examensite.nl 

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Hast du etwas Neues gelernt?
Ja, und wie!
Nein, alles altes Zeug
Ich muss noch schauen ob ich etwas damit anfangen kan
Ich habe noch 115 Tage... also wer weiss

Slide 48 - Poll

This item has no instructions

beweringsvragen
  1. streep  zoektermen aan in de beweringen.
  2.  bij signaalwoorden staan vaak antwoorden.
  3. kloppen alle elementen?
  4. slim gokken ( GL, versterkenden woorden)

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Slide 50 - Slide

This item has no instructions